-
1 beslistheid
1 decisiveness, determination, resolution♦voorbeelden: -
2 beslistheid
-
3 beslistheid
сущ.общ. решимость, твёрдость -
4 beslistheid
n. resolution, determination, decision -
5 beslistheid
vdétermination f, fermeté f -
6 met beslistheid optreden
met beslistheid optredenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met beslistheid optreden
-
7 решимость
ngener. besluitvaardigheid, vastberadenheid, beradenheid, beslistheid, gedecideerdheid -
8 твёрдость
ngener. fermeteit, fermiteit, hardheid, vastigheid, beslistheid, gedecideerdheid, kordaatheid, standvastigheid, sterkte, stijfheid, vastheid -
9 categorical
adj. met onbetwistbare zekerheid; beslistheid; vastberaden[ kætigorrikl]1 categorisch ⇒ onvoorwaardelijk, absoluut; afdoend2 expliciet ⇒ uitgesproken, zonder omwegen -
10 decision
n. besluit, beslissing[ dissizjn]1 beslissing ⇒ besluit, uitspraak2 〈 boksen〉zege/winst op punten♦voorbeelden:1 arrive at/take a decision • een beslissing/besluit nemengive a decision on a case • een uitspraak doen in een zaak♦voorbeelden: -
11 finality
-
12 resolution
n. beslissing; resolutie, scheiding, vaste mening; oplossing[ rezzəloe:sjn]1 resolutie ⇒ motie, voorstel, plan2 besluit ⇒ beslissing, voornemen♦voorbeelden:1 pass/carry/adopt a resolution • een motie aannemen/goedkeurenreject a resolution • een motie verwerpen1 oplossing ⇒ ontbinding, ontleding2 vastberadenheid ⇒ beslistheid, vastbeslotenheid -
13 resolve
n. besluit, vastberadenheid--------v. oplossen; besluiten, beslissen; ophelderen; scheidenresolve1[ rizzolv]1 besluit ⇒ beslissing, voornemen♦voorbeelden:keep one's resolve • bij zijn beslissing blijven————————resolve21 een beslissing/besluit nemen ⇒ besluiten, zich voornemen3 zich oplossen ⇒ zich ontbinden, uiteenvallen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:7 that resolved us to … • dat deed ons besluiten om … -
14 categoric
adj. onbetwistbare zekerheid; beslistheid; vastberaden -
15 categorically
adv. met onbetwistbare zekerheid; met beslistheid; op vastberaden manier -
16 determinability
n. beslistheid, de gave hebben te beslissen -
17 décision
décision [deesiezjõ]〈v.〉3 vastberadenheid ⇒ beslistheid, besluitvaardigheid♦voorbeelden:ma décision est prise • mijn besluit staat vastdécision judiciaire • rechterlijke beslissingrendre une décision • uitspraak doen→ espritf1) beslissing, besluit2) uitspraak [juridisch] -
18 détermination
-
19 résolution
-
20 решимость
ngener. besluitvaardigheid, vastberadenheid, beradenheid, beslistheid, gedecideerdheid
Страницы
- 1
- 2