-
101 cementeren
-
102 koken
1 [m.b.t. een vloeistof] bouillir2 [m.b.t. spijzen] cuire3 [spijzen bereiden] faire la cuisine4 [borrelen] bouillonner♦voorbeelden:water kookt bij 100° C • l'eau bout à 100° Ckokend water • eau bouillanteaardappels moeten 25 minuten koken • il faut faire cuire les pommes de terre pendant 25 minutesII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [m.b.t. vloeistof] faire bouillir2 [m.b.t. spijzen] (faire) cuire♦voorbeelden:1 heb je melk gekookt? • tu as fait chauffer du lait?soep koken • faire de la soupe -
103 ontvangst
♦voorbeelden:de ontvangst van een brief bevestigen, melden • accuser réception d'une lettrebij de ontvangst van uw brief • au reçu de votre lettrebij de ontvangst • à réceptionbevelen in ontvangst nemen • prendre des ordres4 iemand een geestdriftige ontvangst bereiden • faire un triomphe à qn.〈 figuurlijk, ironisch〉 reken maar dat ik hem een warme ontvangst bereid! • je lui réserve un accueil dont il se souviendra! -
104 verrassing
♦voorbeelden:1 iemand een verrassing bereiden • préparer une surprise pour qn.bij verrassing • par surprisetot mijn verrassing bemerkte ik dat … • à ma grande surprise je m'aperçus que … -
105 weg
weg1〈de〉♦voorbeelden:eigen weg • chemin privéde openbare weg • la voie publique〈 figuurlijk〉 iemand van de rechte weg afleiden • détourner qn. du droit cheminde weg bereiden • préparer la voie〈 figuurlijk〉 de weg effenen voor iemand • préparer le terrain pour qn.zijn eigen weg gaan • suivre sa propre voiezijn weg vinden • faire son cheminiemand de weg wijzen • montrer le chemin à qn.aan de weg naar Delft • au bord de la route de Delftzo oud als de weg naar Kralingen, Rome • vieux comme le mondeop weg gaan (naar) • se mettre en route (pour)〈 figuurlijk〉 iemand op weg helpen • mettre qn. sur la (bonne) voiehij is op weg beroemd te worden • il est en passe de devenir célèbrede wagen ligt vast, goed op de weg • la voiture tient bien la route〈 spreekwoord〉 de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens • l'enfer est pavé de bonnes intentions〈 spreekwoord〉 wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks • qui édifie en grande place, fait maison trop haute ou trop basselangs deze onsympathieke weg • par ce moyen peu sympathiquelangs vreedzame weg • par la négociationeen weg te voet afleggen • parcourir un chemin à piediemand de weg afsnijden • couper la route à qn.zich een weg banen • se frayer un cheminmet zijn geld geen weg weten • ne pas savoir que faire de son argentiemand iets in de weg leggen • mettre des bâtons dans les roues à qn.iemand in de weg lopen • être dans les jambes de qn.dat zit me in de weg • ça m'irriteiemand in de weg staan • gêner qn.problemen uit de weg ruimen • résoudre des problèmesuit de weg kunnen • savoir comment s'y prendre (avec qn., qc.)uit de weg! • laisse(z)-moi passer!iemand uit de weg gaan • éviter qn.iemand uit de weg ruimen • liquider qn.→ link=wil wil————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig] parti2 [niet te vinden] disparu3 [+ van][verrukt] fou/fol/folle4 [verwijderd] loin♦voorbeelden:weg wezen! • allez, ouste!weg met …! • à bas …!¶ als dat gebeurt ben je weg • dans ce cas-là, tu seras fichuiets weg hebben van • ressembler un peu à〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iets weg zijn • avoir pigé qc.in het wilde weg schieten • tirer au hasard -
106 zetten
1 [doen zitten] asseoir2 [plaatsen] mettre3 [aannemen] prendre4 [bereiden] préparer5 [in de vereiste stand brengen] remettre (en place)6 [drukwezen] composer7 [verwedden] miser♦voorbeelden:een huis (laten) zetten • (faire) construire une maisonstoelen zetten • placer des chaisesiemand gevangen zetten • écrouer qn.geld vast zetten • bloquer une somme d'argentde muziek zachter zetten • baisser le son de la musiqueiemand eruit zetten • expulser qn.knopen aan een jas zetten • coudre des boutons à un pardessusiets in elkaar zetten • monter qc.geld op zijn rekening zetten • verser de l'argent sur son compteiets op zijn plaats zetten • ranger qc.〈 figuurlijk〉 zich over iets heen zetten • digérer qc.het zetten van een tekst • la composition d'un texte¶ iemand niet kunnen zetten • ne pas pouvoir sentir qn.zich aan iets zetten • se mettre à qc.iemand aan het werk zetten • mettre qn. au travailalles op alles zetten • faire l'impossible (pour que <+ aanvoegende wijs>)het op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhet op een huilen zetten • se mettre à pleurer -
107 bakken
1 [met betrekking tot deeg/beslag] bake2 [met betrekking tot spijzen] fry ⇒ 〈 snel met weinig vet〉 sauté, 〈 op een plaat〉 griddle, 〈 frituren〉 deep-fry♦voorbeelden:hij bakt altijd zelf brood • he always bakes his own breadeen omelet bakken • make an omelet1 [deegwaar bereiden] bake3 [informeel] [met betrekking tot school] plough♦voorbeelden: -
108 klaarmaken
3 [presteren] do ⇒ manage♦voorbeelden:iemand klaarmaken voor een examen • prepare someone for an exam2 brood klaarmaken • make some/the sandwicheshet ontbijt klaarmaken • make breakfast, get breakfast readyeen slaatje/drankje klaarmaken • make/mix a salad/drinkniet veel klaarmaken • not be up to much -
109 verrassing
♦voorbeelden:1 onaangename verrassing • shock, bombshelliemand een verrassing bereiden • have a surprise in store for someonehet was voor ons geen verrassing meer • it didn't come as a surprise to usbij verrassing • by surprise2 tot mijn verrassing bemerkte ik … • I was surprised to see that …tot mijn grote verrassing bemerkte ik … • much to my surprise I noticed … -
110 welkom
welkom1〈 het〉1 welcome♦voorbeelden:1 iemand een feestelijk/hartelijk welkom bereiden • give someone a festive/warm welcome————————welkom21 [gelegen komend] welcome2 [aangenaam] welcome♦voorbeelden:iemand hartelijk welkom heten • give someone a hearty/cordial welcomeiemand het gevoel geven dat hij welkom is • make someone welcomeergens niet welkom zijn • be not welcome/unwelcome somewhereiets welkom heten • welcome something————————welkom31 welcome♦voorbeelden:welkom in dit land • welcome to this country -
111 zetten
1 [doen zitten] seat3 [bepalen] set6 [met kracht beginnen] set to7 [opwekken] set9 [zijn vaste vorm krijgen] set♦voorbeelden:zich aan tafel zetten • sit down at tableeruit zetten • eject, evict, throw outalle conventies opzij zetten • set aside all conventions, be unconventionalzet je auto aan de kant • pull up at the sideiemand achter de tralies zetten • put someone behind barseen edelsteen in goud zetten • set a jewel in goldhet eten op tafel zetten • serve dinnereen schip op het land zetten • run a ship ashoreeen ladder tegen de muur zetten • set a ladder against a wallzet dat maar uit je hoofd! • get that out of your headiemand uit een vereniging zetten • drop someone from a clubin elkaar zetten • 〈 machine〉 fit/put together, assemble something; 〈 vlug of slordig〉 knock together; 〈 plannetje〉 contrive, think uphet op een lopen zetten • (make a) run for ithet op een zuipen zetten • hit the bottle10 letters zetten • compose/set typehet zetten • typesetting, composingik zet er vijf pond op (dat) • I bet you five pounds (that)¶ zet de muziek harder/zachter • turn up/down the musicdat kan zij niet zetten • she can't stomach thatzich ergens toe zetten • put one's mind to something -
112 Bowle
Bowle〈v.; Bowle, Bowlen〉♦voorbeelden:1 eine Bowle ansetzen, brauen • een bowl maken, bereiden, brouwen -
113 Trinkwasser aufbereiten
drinkwater zuiveren, bereiden -
114 anmachen
-
115 bereiten
-
116 einbrennen
einbrennen1 diep gegrift, (in)geprent worden -
117 koken
-
118 schmalzen
-
119 prepará
aanmaken [v], bereiden [v], toebereiden [v], voorbereiden [v]
См. также в других словарях:
bereiten — Vsw std. (12. Jh.), mhd. bereiten, mndd. berēden, bereiden, mndl. bereden, bereiden Stammwort. Diese Wortfamilie ist wegen der ungünstigen Beleglage und der Vermischung lautgleicher und ähnlicher Wurzeln nicht mehr genau abzugrenzen.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Slag om Grolle — Pour les articles homonymes, voir siège de Groenlo. Les troupes hollandaises tirent une salve sur les bateries. Le Slag om Grolle (traduit litt … Wikipédia en Français
bereit — Adj std. (12. Jh.), mhd. bereit(e), mndd. berēde, bereide, mndl. bereet, bereiden Stammwort. Zur Bedeutung des adverbiellen bereits vgl. ne. already zu ready. Abstraktum: Bereitschaft; Kompositum: bereitwillig. bereiten. deutsch iwo … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Gans — 1. Alte Gans und alter Has geben einen Teufelsfrass. – Kobell, 418. 2. Auch eine Gans gleitet wol einmal auf dem Eise aus. 3. Bald (sobald, wenn) de Goas1 z wohl is, steaht s auf un kratzt se (sich). (Innsbruck.) – Frommann, VI, 38, 28. 1) Ueber… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mahlzeit — 1. Besser eine gespaltene Mahlzeit als gar keine. 2. Besser en gedhelde Molzeck als en verfresse. (Bedburg.) 3. Die Mahlzeit grosser Herren schmeckt lieblich, verdirbt aber den Magen. 4. Es ist eine schlechte Mahlzeit, wenn zuletzt Stockfische… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Speise — 1. Alle Speise schmeckt einem Hungrigen wohl. Bei Tunnicius (340): Alle spysen smaken dem hungergen. (Omnia ieiunae sunt quam dulcissima fauci.) 2. As de Spyse minnert, so mehret de Hungere. – Körte, 5626. 3. Aufgewärmte Speise, Aerzte, die nicht … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
brey — I. ˈbrā noun ( s) Etymology: modification of French broie, from Middle French, probably alteration of braie breeches, from Latin braca more at braccae : barnacle I 1b II. variant of bray IV … Useful english dictionary