-
1 asleep
adj. in slaap[ əslie:p]1 in slaap ⇒ slapend, sluimerend♦voorbeelden:fast/sound asleep • in een diepe slaap -
2 fall asleep
-
3 fast asleep
-
4 fast/sound asleep
fast/sound asleep -
5 is he asleep?; he's just foxing
is he asleep?; he's just foxingslaapt hij?; hij doet maar alsof -
6 lie asleep
-
7 make a feint of being asleep
-
8 my arm is asleep
-
9 sound asleep
-
10 dead asleep
in diepe slaap, diep in slaap -
11 drop asleep
v. in slaap vallen -
12 falling asleep
het in slaap vallen -
13 fell asleep
in slaap gevallen -
14 half asleep
halfslapend -
15 fall
n. buiteling; afgang, val; ineenstorting; lawine; herfst; waterval; verleiding; afdaling; (gedurende aanval) landing van elke raket (geworpen gedurende het conflict tussen Israël en de Hizbollah in juli-augustus 2006)--------v. vallen; dalen; verminderen; omkeren, dichtbij komen; ruimte makenfall1[ fo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ride for a fall • zijn ondergang tegemoet gaanthe Fall (of man) • de zondeval————————fall21 vallen ⇒ om/neervallen, invallen 〈 van duisternis〉; afnemen, dalen 〈 van prijzen, barometer, stem〉; aflopen, afhellen 〈 van land〉2 ten onder gaan ⇒ vallen; sneuvelen; ingenomen worden 〈 van stad, fort〉; zijn (hoge) positie verliezen; 〈 religie〉 zondigen, onteerd worden 〈 van vrouw〉6 raken♦voorbeelden:fall to pieces • in stukken/kapot vallen 〈 ook figuurlijk〉fall on one's sword • zich op zijn zwaard stortenit fell on my way • het kwam op mijn padthe wind fell • de wind nam af, ging liggen〈 informeel〉 fall about (laughing/with laughter) • omrollen/omvallen (van het lachen)something to fall back on • iets om op terug te vallenfall over • omvallen〈 informeel〉 fall over backwards • zich uitsloven, zich in allerlei bochten wringenfall through • mislukkenthe town fell to the enemy • de stad viel in handen van de vijandfall for • zich laten overtuigen door, erin trappen; vallen op, verliefd worden opit fell to me to put the question • het was aan mij de vraag te stellenfall from grace • uit de gratie rakenNick's name fell • Nicks naam viel/werd genoemdfall asleep • in slaap vallenfall flat • niet inslaan, mislukkenfall short (of) • tekortschieten (voor), niet voldoen (aan)fall in love (with) • verliefd worden (op)→ fall away fall away/, fall down fall down/, fall in fall in/, fall into fall into/, fall in with fall in with/, fall off fall off/, fall out fall out/, fall to fall to/, let let/1 worden♦voorbeelden:fall silent • stil worden/vallen -
16 fast
adj. snel; vlug; vast; sterk; stevig; achter pleziertjes aangaand--------adv. snel; hard; vóór; geraffineerd; vast; trouw--------n. vast (het niet eten); vasten, lijden--------v. vastenfast1[ fa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fast21 vast ⇒ stevig, hecht♦voorbeelden:make fast • stevig vastmakenfast lane • er rijbaan, inhaalstrook 〈 van autoweg〉fast train • sneltreinlive in the fast lane • een jachtig/hectisch leven leidenfast and furious • uitbundig〈 slang〉 pull a fast one on someone • met iemand een vuile streek uithalen, iemand afzetten————————fast3〈 werkwoord〉1 vasten————————fast4〈 bijwoord〉2 snel ⇒ vlug, hard♦voorbeelden:hold fast to something • iets stevig vasthouden -
17 feint
n. schijnbeweging, schijnaanval; voorwendsel; list--------v. een schijnbeweging makenfeint1[ feent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————feint2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:feint with • een schijnaanval doen met -
18 fox
n. familienaam, Fox; Fox Studios, film en televisieproductiebedrijf gevestigd in Californië en Australië, afdeling van de 20-ste Eeuw Foxfox1[ foks] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 vos ⇒ vossenpels, vossenbont————————fox2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
19 lie
n. leugen--------n. ligging, plaats; leugen--------v. liegen, een leugen vertellen; oplichten; voor de gek houden--------v. liggen; rusten; zich thuisvoelen; zijnlie1[ laj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 leugen♦voorbeelden:tell a lie • liegen2 〈 Brits-Engels〉 the lie of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk〉 de stand van zakengive the lie to • weerleggen→ white white/————————lie2I 〈onovergankelijk werkwoord; lied, lying〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:lie oneself out of something • zich ergens uit liegen————————lie31 (plat/uitgestrekt/vlak) liggen ⇒ rusten♦voorbeelden:1 lie ill • ziek in/te bed liggenlie asleep • liggen te slapen〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 lie doggo • zich schuil/koest/gedeisd houden2 here lies … • hier ligt/rust …lie at the mercy of • overgeleverd zijn aanlie in ruins/in the dust • in puin liggenlie dormant • sluimerenlie fallow • braak liggenlie heavy • zwaar op de maag liggen; (zwaar) op het geweten drukken, dwars zittenlie at anchor/its moorings • voor anker liggen, vastliggenmy sympathy lies with … • mijn medeleven/sympathie gaat uit naar … -
20 sound
adj. gezond en wel; aanspreekbaar; diep; gevestigd; ontwikkeld; zeker; rechtvaardig; geloofwaardig; sterk--------n. geluid; klank; zeeëngte; uitspraak; medisch instrument--------v. ken; peilen, polsen; laten horen; horen; uitsprekensound1[ saund]2 inham ⇒ baai, golf1 geluid ⇒ klank, toon♦voorbeelden:1 I don't like the sound of it • het bevalt me niet, het zit me niet lekkerfrom/by the sound(s) of it/things • zo te horen————————sound2〈bijvoeglijk naamwoord; soundness〉3 solvent ⇒ financieel gezond; evenwichtig, betrouwbaar♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 be (as) sound as a bell • (zo) gezond als een vis zijn; perfect functioneren 〈 machine〉a sound mind in a sound body • een gezonde geest in een gezond lichaam————————sound3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————sound4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Asleep — A*sleep , a. & adv. [Pref. a + sleep.] 1. In a state of sleep; in sleep; dormant. [1913 Webster] Fast asleep the giant lay supine. Dryden. [1913 Webster] By whispering winds soon lulled asleep. Milton. [1913 Webster] 2. In the sleep of the grave; … The Collaborative International Dictionary of English
Asleep. — Asleep. Allgemeine Informationen Genre(s) Indie Rock, Alternative Rock, Pop Gründung 1999 Website … Deutsch Wikipedia
asleep — ə slēp adj 1) being in a state of sleep 2) lacking sensation: NUMB asleep adv into a state of sleep … Medical dictionary
asleep — [ə slēp′] adj. 1. in a condition of sleep; sleeping 2. inactive; dull; sluggish 3. numb except for a prickly feeling [my arm is asleep] 4. dead adv. into a sleeping or inactive condition … English World dictionary
asleep — index dormant Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
asleep — c.1200, aslepe, o slæpe, from O.E. on slæpe (see SLEEP (Cf. sleep)). The parallel form on sleep continued until c.1550. Of limbs, from late 14c. Meaning inattentive, off guard is from mid 14c … Etymology dictionary
asleep — [adj] unconscious catching some zzz’s*, comatose, conked*, crashed*, dormant, dozing, dreaming, flaked out*, getting shut eye*, hibernating, inactive, in dreamland*, inert, in repose, napping, on the kip*, out*, out cold*, out like a light*, out… … New thesaurus
asleep — ► ADJECTIVE & ADVERB 1) in or into a state of sleep. 2) not attentive or alert. 3) (of a limb) numb … English terms dictionary
asleep — a|sleep S2 [əˈsli:p] adj [not before noun] 1.) sleeping ≠ ↑awake ▪ Quiet! The baby s asleep. fast/sound asleep (=sleeping deeply) 2.) fall asleep a) to begin to sleep ▪ Grandad fell asleep watching TV … Dictionary of contemporary English
asleep — a|sleep [ ə slip ] adjective never before noun ** 1. ) not awake: Are you asleep yet? fast/sound asleep (=sleeping very deeply): The children are fast asleep in their rooms. half asleep (=not fully awake): I groped for the phone, still half… … Usage of the words and phrases in modern English
asleep — [[t]əsli͟ːp[/t]] 1) ADJ: v link ADJ Someone who is asleep is sleeping. My four year old daughter was asleep on the sofa. Ant: awake 2) PHRASE: V inflects When you fall asleep, you start sleeping. Sam snuggled down in his pillow and fell asleep.… … English dictionary