-
1 сбыт
afzet, verkoop -
2 sales
afzetomzetverkoop -
3 сбыт
afzet, verkoop, distributie, marketing -
4 сбыт
afzet, verkoop, distributie, marketing -
5 débit
débit [deebie]〈m.〉4 nota ⇒ verkoopbon, factuur, rekening♦voorbeelden:le débit d'une rivière • het (water)debiet van een rivier5 débit de boissons • café, barm1) opbrengst2) vermogen, capaciteit3) afzet4) factuur5) verkooppunt7) debet, schuld8) (het) afzagen [hout]9) debetpost -
6 сбыт
ngener. afzet, aftrek, debiet, verkoop -
7 толчок
1. prepos.gener. zetje2. n1) gener. duwtje (een duztje in de rug geven ïîäòîôêíóòü), stuik, zet, schok, stamp, bons, bots, dof, douw, duw, hort, impuls, kink, percussie, por, ruk, stomp, stoot, tik, tip2) colloq. oplawaai3) sports. afzet (для прыжка) -
8 sale
n. koopje; verkoop; algemene verkoop; uitverkoop[ seel]2 verkoping ⇒ veiling, bazaar♦voorbeelden:last week's sales were satisfactory • we hebben vorige week aardig verkochtfor sale • te koopbe put up for sale • geveild wordenon sale in the supermarket • in de supermarkt verkrijgbaar/te koop -
9 deposer
n. iemand die afzet; iemand die (onder ede)verklaart -
10 depriver
n. iemand die berooft, afzet, ontzet (ambt) -
11 ripoff
n. afzetterij, te duur artikel; diefstal, roof; bedrieglijke daad; iemand die afzet, afzetter, imitatie, namaak -
12 débouché
débouché [deeboesĵee]〈m.〉1 afzet ⇒ afzetgebied, -marktm1) afzetgebied2) toekomstmogelijkheden [beroep]3) uitweg, uitgang -
13 écoulement
écoulement [eekoelmã]〈m.〉1 (het) weg-, uitstromen ⇒ afwatering, lozing, afvoer3 (het) verstrijken ⇒ (het) voorbijgaan, verloop♦voorbeelden: -
14 spoliateur
spoliateur [spollie.aatur],spoliatrice [spollie.aatries]〈m., v.〉1 berover ⇒ plunderaar(ster), afzet(s)ter -
15 offtake
afnameafzet -
16 Abgang
Abgang〈m.〉1 het weg-, heengaan, vertrek2 afgang, ontlasting, lozing4 uitgang, weg naar beneden♦voorbeelden:jemandem den Abgang decken • iemands aftocht dekken〈 figuurlijk〉 sich einen glänzenden Abgang sichern, (ver)schaffen • een schitterende indruk achterlatender Abgang von der Schule • het verlaten van de school -
17 Absatz
Absatz〈m.〉2 alinea, lid van een wetsartikel3 onderbreking ⇒ tussenpoos, (rust)pauze♦voorbeelden:ohne Absatz • ineens, in één adem, in één teugder Absatz einer Mauer • het vooruitspringende gedeelte van een muur -
18 Absprung
-
19 Abstoß
-
20 Auslandsabsatz
Страницы
- 1
- 2