-
1 abschneiden
abschneiden1 het er goed, slecht afbrengen ⇒ een goed, slecht figuur slaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 beroven van, ontnemen♦voorbeelden:3 jemandem den Weg abschneiden • iemand de pas afsnijden, iemand voor zijnjemandem das Wort abschneiden • iemand in de rede vallen -
2 schneiden
schneidenII 〈 overgankelijk werkwoord〉7 〈 film, communicatie( media)〉cutten, monteren♦voorbeelden:die Straßen schneiden sich • de straten, wegen kruisen elkaardie Luft ist zum Schneiden • de lucht is om te snijden -
3 Atem
Atem〈m.; Atems〉2 ademhaling, het ademhalen♦voorbeelden:Atem holen, schöpfen • ademhalenjemandem den Atem verschlagen • (a) iemand de adem afsnijden; 〈 (b) figuurlijk〉 iemand sprakeloos makenaußer Atem geraten, kommen • buiten adem gerakennach Atem ringen • naar adem snakkenein schneller Atem • een snelle ademhalingin einem, im gleichen, im selben Atem • in één adem, zonder tussenpozenjemanden in Atem halten • iemand in spanning houden -
4 Beschneidung
-
5 abklemmen
abklemmen♦voorbeelden: -
6 abknipsen
-
7 abschnüren
-
8 anschneiden
-
9 beschneiden
-
10 eine Kurve schneiden
-
11 eine Telefonleitung abklemmen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine Telefonleitung abklemmen
-
12 jemandem alle Möglichkeiten abschneiden
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem alle Möglichkeiten abschneiden
-
13 jemandem den Atem verschlagen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Atem verschlagen
-
14 jemandem den Weg abschneiden
iemand de pas afsnijden, iemand voor zijnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Weg abschneiden
-
15 kupieren
-
16 scheren
-
17 schnippeln
schnippeln〈 informeel〉1 snipperen, klein-, fijnsnijden ⇒ versnipperen2 een beetje afknippen, afsnijden -
18 wegschneiden
wegschneiden1 weg-, afsnijden ⇒ wegknippen; wegsnoeien
См. также в других словарях:
Faden — Auf antike Wurzeln zurück geht die Redensart: Es hängt an einem (seidenen) Faden: die Lage ist kritisch, bedrohlich oder lebensgefährlich, griechisch ek trixos krematai, lateinisch z.B. bei Ennius (Fragm. 109): »Tota Etruria fillo pendebit«; vgl … Das Wörterbuch der Idiome
Weg (Subst.) — 1. A guter Weg krumm, ist nint um. (Deisslingen.) – Birlinger, 203. 2. Ach Gott, den Weg möten wi all, säd de oll Frû, dôr füert de Schinner mit de Koh ût n Stall. – Hoefer, 295; Schlingmann, 461. »Einer Fraw war die Kuh gestorben. Als dieselbe… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon