-
1 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe
См. также в других словарях:
into — in|to [ ıntə, ıntu, strong ıntu ] preposition *** 1. ) used for showing movement a ) entering a place, building, or vehicle: She got into her car and drove away. Hundreds of athletes marched into the stadium for the opening ceremony. I wandered… … Usage of the words and phrases in modern English
into — /in tooh/; unstressed /in too, teuh/, prep. 1. to the inside of; in toward: He walked into the room. The train chugged into the station. 2. toward or in the direction of: going into town. 3. to a point of contact with; against: backed into a… … Universalium
into — before vowels; strong / Intu:/ preposition 1 INSIDE CONTAINER, PLACE, AREA in order to be inside something or to be in a place or area: I saw Jim this morning; he was going into the paper shop. | Sue got back into bed and pulled the quilt over… … Longman dictionary of contemporary English
into — in•to [[t]ˈɪn tu[/t]] unstressed [[t] tʊ, tə[/t]] prep. 1) to the inside of; in toward: He walked into the room[/ex] 2) toward or in the direction of: going into town[/ex] 3) to a point of contact with; against: backed into a parked car[/ex] 4)… … From formal English to slang
go into — verb 1. to come or go into (Freq. 39) the boat entered an area of shallow marshes • Syn: ↑enter, ↑come in, ↑get into, ↑get in, ↑go in, ↑move into • … Useful english dictionary
into */*/*/ — strong UK [ˈɪntuː] / US [ˈɪntu] weak UK [ˈɪntə] / US / UK [ˈɪntʊ] / US preposition 1) used for showing movement a) entering a place, building, or vehicle Hundreds of athletes marched into the stadium for the opening ceremony. She got into her car … English dictionary
The Door into Summer — First Edition cover … Wikipedia
Greg Moore (race car driver) — Champ Car driver Name = Greg Moore Caption = Nationality = flagicon|Canada Canadian Car number = 99 Team = Player s Forsythe Racing Races = 72 Championships = 0 Wins = 5 Podiums = 17 Poles = 5 First race = 1996 Marlboro Grand Prix of Miami First… … Wikipedia
Economy car — An economy car is an automobile that is designed for low cost operation. They are designed for drivers who use their car primarily for personal transportation. The best of these cars are not merely cheapened or miniaturised versions of a… … Wikipedia
Auto Union racing car — Auto Union Type C The Auto Union Grand Prix racing cars types A to D, were developed and built by a specialist racing department of Horch works in Zwickau between 1933 and 1939. Between 1935 and 1937 Auto Union cars won 25 races, driven by Ernst… … Wikipedia
World Touring Car Championship — Infobox motorsport championship pixels = 200px caption = current season = 2008 World Touring Car Championship season category = Touring cars inaugural = 1987 drivers = 50 (2006) teams = 21 (2006) constructors = 7 (2006) engines = country/region … Wikipedia