-
1 innocent
innocent [ienossã]2 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; voor of na het zelfstandig naamwoord〉 onschuldig 〈 van kind, meisje, lachen enz.〉 ⇒ rein, onverdorven4 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 onschuldig 〈 van spel, genoegen, scherts enz.〉 ⇒ onschadelijk, ongevaarlijk♦voorbeelden:l' innocent du village • de dorpsgekfaire l' innocent • zich van den domme houdenun(e) innocent(e) • naïeveling, domkopadj1) onschuldig2) onnozel, naïef -
2 innocent comme un enfant qui vient de naître
Dictionnaire français-néerlandais > innocent comme un enfant qui vient de naître
-
3 un innocent
-
4 faire l' innocent
faire l' innocent -
5 l' innocent du village
l' innocent du village -
6 prendre un air innocent
prendre un air innocent -
7 présumer innocent
présumer innocent -
8 enfant
enfant [ãfã]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kind ⇒ jongen, meisje♦voorbeelden:ce ne sont pas des enfants de choeur • het zijn heus geen lieverdjesles enfants du ciel • de uitverkorenenenfant adultérin • buitenechtelijk kindle divin enfant • het kindje Jezusenfant naturel • onwettig kindenfant prodige • wonderkindenfant terrible • lastig, onhandelbaar kind; 〈 figuurlijk〉flapuit, enfant terribleenfant trouvé • vondelingattendre un enfant • in verwachting zijnelle est restée très enfant • ze is heel kinderlijk geblevenfaire un enfant • een kind verwekken, een kind krijgenfaire l'enfant • kinderachtig doeninnocent comme un enfant qui vient de naître • onschuldig als een pasgeboren lamun enfant pourrait le faire • een kind kan de was doen¶ (être) bon enfant • goeiig, goedhartig (zijn)m/f1) kind2) resultaat -
9 innocemment
-
10 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
11 plein
plein1 [plẽ]〈m.〉1 (het) vol zijn ⇒ volheid, (het) gevuld zijn2 maximum ⇒ grens, limiet♦voorbeelden:plein de la mer • vloedtrain qui roule à plein • volledig bezette treinen plein • preciesla bombe est tombée en plein sur la gare • de bom is precies op het station gevallenle candidat a fait le plein de ses voix • de kandidaat heeft alle mogelijke stemmen binnengehaald————————plein2 [plẽ]2 volkomen ⇒ volledig, geheel♦voorbeelden:une femelle pleine • een drachtig wijfjeune journée pleine • een drukke dagvisage plein • vollemaansgezichtplein à craquer • propvolêtre plein de qc. • vol zijn van ietsau sens plein du mot • in de volle zin van het woord————————plein3 [plẽ]〈bijwoord; ook voorzetsel〉1 vol(op) ⇒ veel, plenty♦voorbeelden:sonner plein • een volle klank hebbentout plein • uiterstc'est mignon tout plein • het is hartstikke leukavoir plein d' argent • geld zat hebbentout plein de • hartstikke veel→ botte1. adj1) vol (met), gevuld (met)2) massief3) volkomen, volledig2. advvolop, veel -
12 présumer
présumer [preezuumee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vermoeden ⇒ aannemen, veronderstellen♦voorbeelden:être présumé faire qc. • geacht worden iets te doenv1) overschatten2) vermoeden, aannemen -
13 je n'ai pas mon dictionnaire sous la main
je n'ai pas mon dictionnaire sous la mainDictionnaire français-néerlandais > je n'ai pas mon dictionnaire sous la main
-
14 être plein de qc.
См. также в других словарях:
innocent — innocent, ente [ inɔsɑ̃, ɑ̃t ] adj. et n. • 1080; lat. innocens, de nocere « nuire » 1 ♦ Qui n est pas souillé par le mal. ⇒ pur; immaculé. Vie innocente, simple et vertueuse. Spécialt Qui ignore le mal, est pur et sans malice. ⇒ candide.… … Encyclopédie Universelle
innocent — innocent, ente (i no san, san t ) adj. 1° Qui ne nuit point, qui ne fait point de mal. L agneau est un animal innocent. • Mais, seigneur, épargnez un enfant innocent, VOLT. Orphel. III, 2. Il se dit des choses dans le même sens. Un remède … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Innocent VI — Pape de l’Église catholique Nom de naissance … Wikipédia en Français
Innocent XI — Pope Innocent XI † Catholic Encyclopedia ► Pope Innocent XI (Benedetto Odescalchi) Born at Como, 16 May, 1611; died at Rome, 11 August, 1689. He was educated by the Jesuits at Como, and studied jurisprudence at Rome and Naples … Catholic encyclopedia
INNOCENT° — INNOCENT°, name of 13 popes. INNOCENT II (Gregorio Papareschi), pope 1130–43. His was an uncanonical election because the majority of the cardinals voted for anacletus ii (Pietro Pierleoni). The Jews of Rome supported Anacletus, whose opponents… … Encyclopedia of Judaism
Innocent I — Pope Innocent I † Catholic Encyclopedia ► Pope Innocent I Date of birth unknown; died 12 March, 417. Before his elevation to the Chair of Peter, very little is known concerning the life of this energetic pope, so zealous for the… … Catholic encyclopedia
Innocent II — Pope Innocent II † Catholic Encyclopedia ► Pope Innocent II (Gregorio Papereschi) Elected 14 Feb., 1130; died 24 Sept., 1143. He was a native of Rome and belonged to the ancient family of the Guidoni. His father s name is given as … Catholic encyclopedia
Innocent X — Pope Innocent X † Catholic Encyclopedia ► Pope Innocent X (Giambattista Pamfili) Born at Rome, 6 May, 1574; died there, 7 January, 1655. His parents were Camillo Pamfili and Flaminia de Bubalis. The Pamfili resided originally at… … Catholic encyclopedia
Innocent IV — Pope Innocent IV † Catholic Encyclopedia ► Pope Innocent IV (Sinibaldo de Fieschi) Count of Lavagna, born at Genoa, date unknown; died at Naples, 7 December, 1254. He was educated at Parma and Bologna. For some time he taught… … Catholic encyclopedia
innocent — in·no·cent / i nə sənt/ adj: characterized by innocence Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996. innocent I … Law dictionary
innocent — INNOCENT, [innoc]ente. adj. Qui n est point coupable. Il est innocent du crime dont on l accuse. il en est innocent. deffendre, proteger les innocents. persecuter les innocents. opprimer, accabler, condamner l innocent. il fut absous. & reconnu… … Dictionnaire de l'Académie française