-
1 брюзга
ngener. mopperkont, grombaard, nurks, brombeer, brommer, brompot, grompot, kniesoor, knorrepot, mopperaar, neetoor, nijdas, zeur, zeurder, zeurkous, zeurpiet, zeurzak, zuurkijker, zuurmuil, zuurpruim -
2 угрюмый человек
adjgener. nurks, iezegrim, ijzegrim, izegrim, kniesoor, kniezer, mokker, neetoor, zuurkijker, zuurmuil, zuurpruim -
3 crab
n. krab; driftkop--------v. krabben vangen; klagencrab1[ kræb] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kraan ⇒ lier, loopkat————————crab2〈werkwoord; crabbed〉 -
4 curmudgeon
-
5 prune
n. gedroogde pruim; domoor (spreektaal)--------v. snijden; knippen; snoeien (v. takken, etc.); verkorten; weghalenprune1[ proe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————prune2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:the reader's letters are severely pruned • de ingezonden brieven worden sterk ingekortprune down • inkorten, inkrimpen -
6 sourpuss
-
7 what a sourpuss
wat een zuurpruim! -
8 rabat-joie
rabat-joie [raabaazĵwaa]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:m -
9 éteignoir
-
10 pisse-froid
-
11 Griesgram
-
12 Sauertopf
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский