-
1 Sonne
Sonne〈v.; Sonne, Sonnen〉♦voorbeelden:in der prallen Sonne • in de volle, felle zones gibt nichts Neues unter der Sonne! • (er is) niks nieuws onder de zon! -
2 Aufgang
-
3 Butter
Butter〈v.; Butter〉♦voorbeelden:alles (ist) in (bester) Butter! • alles (is) in orde, voor mekaar!jemandem fällt die Butter vom Brot • iemand staat perplexich lasse mir die Butter nicht vom Brot nehmen • ik laat me de kaas niet van het brood etenschmelzen wie Butter an der Sonne • verdwijnen als sneeuw voor de zon -
4 Dreifaltigkeitsfest
-
5 Jalousette
-
6 Land
〈o.; Landes, Länder〉4 land, (aard)bodem ⇒ veld, grond6 〈meervoud Lande; verouderd; formeel〉(land)streek, gewest♦voorbeelden:das Gelobte Land • het Beloofde Landsich außer Landes befinden • in het buitenland vertoeven, zijnwieder im Lande sein • weer terug zijndort zu Lande • (daar) in dat landhier zu Lande • hier te lande, hier bij ons〈 spreekwoord〉 bleibe im Lande und nähre dich redlich • oost west, thuis bestdas ist Sache der Länder • dat ligt bij de deelstaten〈 figuurlijk〉 wen hast du dir an Land gezogen? • wie heb jij ingepalmd, op sleeptouw genomen?〈 figuurlijk〉 etwas an Land ziehen • iets inpikken, inpalmenzu Lande • te landdas freie Land • het open land(schap)das weite Land • het uitgestrekte land(schap)5 aufs Land ziehen • naar het platteland verhuizen, buiten gaan wonenüber Land fahren • door, over de dorpen rijden -
7 Notarzt
-
8 Schnee
-
9 Sonnenschein
Sonnenschein〈m.〉♦voorbeelden: -
10 Sonnenschutz
-
11 Sonntag
Sonntag〈m.〉♦voorbeelden:1 Weißer Sonntag • beloken Pasen, zondag na Pasenan Sonn- und Feiertagen • op zon- en feestdagen -
12 Tod
〈m.; Tod(e)s, Tode〉♦voorbeelden:eines natürlichen Todes sterben • een natuurlijke dood sterventausend Tode sterben • duizend doden sterven, duizend angsten uitstaandu holst dir noch den Tod! • je gaat er nog aan (kapot)!dem Tode geweiht • ten dode opgeschrevenauf den Tod (darnieder)liegen • doodziek zijn〈informeel; figuurlijk〉 auf den Tod • absoluut, helemaal(bis) über den Tod hinaus • over de dood, het graf heen〈 formeel〉 in den Tod gehen • de dood ingaan, vindenmit dem Tod(e) spielen • met zijn leven spelensich zu Tode arbeiten • zich dood-, kapotwerkenzu Tode erkrankt • doodziekzu Tode kommen • aan zijn einde komen〈 figuurlijk〉 etwas zu Tode reden, reiten • over iets blijven doorzeuren, doormalensich zu Tode schämen • zich doodschamensich zu Tode siegen • een Pyrrusoverwinning behalenbis zum Tod(e) • tot de doodjemanden zum Tode verurteilen • iemand ter dood veroordelenTod und Teufel! • verdomd!sich nicht vor Tod und Teufel fürchten • voor de duivel niet bang zijnder Tod schont keinen • de dood verschoont niemand -
13 alles schon mal da gewesen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > alles schon mal da gewesen
-
14 an Sonn- und Feiertagen
an Sonn- und Feiertagen -
15 bald
bald1〈bijwoord; eher, am ehesten; informeel bälder, am bäldesten〉♦voorbeelden:1 möglichst bald, so bald wie, als möglich • zo gauw, spoedig mogelijkbis, auf bald! • tot kijk!, tot ziens!4 ich hätte es bald vergessen! • ik was het bijna vergeten!————————bald2〈 voegwoord〉♦voorbeelden:¶ bald regnete es, bald schien die Sonne • nu eens regende het, dan weer scheen de zon -
16 brennen
brennen♦voorbeelden:auf etwas 〈 4e naamval〉 brennen • (a) op iets gebrand, uit zijn; (b) naar iets snakken, heftig verlangener brannte auf Rache • hij zon op wraakvor Neugier brennen • van nieuwsgierigheid branden, staan te trappelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 gebranntes Kind scheut das Feuer • ±ieen ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen/i -
17 da
da1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 da haben wirs! • daar heb je het nou!da sind wir! • daar zijn we dan!da wären wir! • daar zijn we dan!ist noch Butter da? • is er nog boter?es war niemand da • er was niemand (thuis, aanwezig)ihre alten Bekanten sind nicht mehr da • (a) haar oude kennissen zijn er niet meer; (b) haar oude kennissen zijn doodda drüben • daargindsda und da • daar en daar2 ein noch nie da gewesener Erfolg • een uniek, weergaloos succesalles schon mal da gewesen • niets nieuws onder de zonhaben wir da gelacht! • wat hebben we toen toch gelachen!von da an • van toen af (aan)4 wer da meint, dass … • wie (nou) meent dat …————————da2〈 voegwoord〉1 daar, omdat♦voorbeelden:1 jetzt, da ich weiß, dass … • nu ik weet dat …2 zu der Zeit, da man … • in de tijd dat, toen men … -
18 das Land der aufgehenden Sonne
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das Land der aufgehenden Sonne
-
19 der Aufgang der Sonne
-
20 die Erde dreht sich um die Sonne
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Erde dreht sich um die Sonne
См. также в других словарях:
zon — zon·al; zon·ate; zon·da; zon·ta; zon·ule; hiz·zon·er; men·a·zon; zon·ian; bla·zon; ho·ri·zon; hor·i·zon·tal; my·zon; am·a·zon·stone; em·bla·zon·er; hor·i·zon·tal·ly; pet·ro·my·zon·toid; zon·al·ly; zon·at·ed; … English syllables
zon — ⇒ZON, onomat. Fam., parfois vieilli. [Onomat. qui exprime le bruit d un coup, le son d un instrument à cordes, un bourdonnement répété] J entends chanter:Et flon flon flon et zon zon zon... C est la grosse voix de mon cousin Léonidas, qui chante… … Encyclopédie Universelle
zon´al|ly — zon|al «ZOH nuhl», adjective. 1. of a zone; having to do with zones. 2. divided into zones; characterized by or arranged in zones, circles, or rings. 3. of the nature of or forming a zone. 4. marked with zones or circular bands of color. Certain… … Useful english dictionary
zon|al — «ZOH nuhl», adjective. 1. of a zone; having to do with zones. 2. divided into zones; characterized by or arranged in zones, circles, or rings. 3. of the nature of or forming a zone. 4. marked with zones or circular bands of color. Certain… … Useful english dictionary
zon|da — «ZON duh; Spanish SAWN dah», noun. a wind of the foehn type in the Argentine pampas. ╂[< American Spanish zonda, perhaps < a native word] … Useful english dictionary
Zon|ti|an — «ZON tee uhn», noun. a member of Zonta International, a service club of executive business and professional women founded in 1919 to promote civic and social welfare, with emphasis on the advancement of girls and women … Useful english dictionary
-zón — Forma del sufijo « ción»: ‘comezón, desazón, ligazón’ … Enciclopedia Universal
zon|a|ry — «ZOH nuhr ee», adjective. 1. occurring in a zone or zones. 2. having the form of a zone or girdle … Useful english dictionary
Zon|i|an — «ZOH nee uhn», noun. an American citizen who was a native or inhabitant of the Panama Canal Zone … Useful english dictionary
zon — dial. form of son … Useful english dictionary
ZON TV — Logo de la ZON Multimédia Création 1994 Slogan « … Wikipédia en Français