-
1 familiarize
v. bekend maken, vertrouwd makenfamiliarize, familiarise[ fəmilliərajz] 〈zelfstandig naamwoord: familiarization〉1 bekendmaken ⇒ vertrouwd/gewoon maken♦voorbeelden:1 familiarize oneself with • zich eigen maken, zich vertrouwd maken met -
2 initier
initier [ieniesjee]v(à)2) inleiden (in), vertrouwd raken (met) -
3 familiariser
familiariser [faamieljaariezee] -
4 familiarize oneself with
familiarize oneself withzich eigen maken, zich vertrouwd maken met -
5 préparer
préparer [preepaaree]1 gereed-, klaarmaken ⇒ (toe)bereiden♦voorbeelden:préparer la voie à qn. • de weg voor iemand effenen3 op til zijn ⇒ in aantocht zijn, in de lucht hangen♦voorbeelden:1. v1) gereedmaken2) voorbereiden2. se préparerv -
6 connaissance
connaissance [konnessãs]〈v.〉♦voorbeelden:avoir connaissance de • weten, kennendonner connaissance de qc. à qn. • iemand iets doen wetenvenir à la connaissance de qn. • iemand ter ore komenà ma connaissance • voor zover ik weeten connaissance de cause • volstrekt terechtêtre, rester sans connaissance • buiten kennis zijnperdre connaissance • flauwvallen3 j'ai fait sa connaissance • ik heb met hem, haar kennis gemaaktfaire connaissance avec qn., faire la connaissance de qn. • met iemand kennis makenpersonne de connaissance • bekend, vertrouwd iemandêtre en pays de connaissance • zich in vertrouwd gezelschap, op bekend terrein bevinden1. f1) kennis, wetenschap2) bewustzijn3) kennis, bekende4) bevoegdheid [rechter]2. connaissancesf pl
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский