-
1 wegdoezelen
-
2 заснуть
-
3 затушёвывать
vgener. wegdoezelen, bemantelen, verdoezelen -
4 преуменьшать
-
5 сглаживать
v1) gener. aftrekken, beslechten, gelijkmaken, nivelleren, slichten, vereffenen, verevenen, wegdoezelen (контрасты и т.п.), wegvagen2) liter. de vijl er over halen, de vijl er over laten gaan3) radio. afvlakken -
6 стирать
v1) gener. wissen, (резинкой) gummen, afdoen, raderen (резинкой), wassen (бельё), wegdoezelen, wegvagen, uitwassen (бельё), afschuren, afvagen, afvegen, afwrijven, doorlopen (íîãè), uitdoen (написанное), uitgommen (резинкой), uitslijten, uitvlakken, uitwissen, wegmaken, wegvegen, wegwissen2) liter. afslijten
Перевод: со всех языков на русский
с русского на все языки- С русского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский