-
1 refléter
refléter [rəfleetee]♦voorbeelden:1 son visage reflète la bonté • zijn gezicht straalt, drukt goedheid uitv1) weerspiegelen, weerkaatsen -
2 afspiegelen
1 [weerspiegelen] refléter2 [afschilderen] dépeindre (comme)II 〈wederkerend werkwoord; zich afspiegelen〉1 [weerspiegeld worden] se refléter♦voorbeelden:1 in de letterkunde spiegelt zich de tijdgeest af • c'est dans la littérature que se reflète l'esprit du temps -
3 afspiegelen
♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich afspiegelen〉
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский