-
1 contumacious
adj. weerspannig, zich verzettend; ongehoorzaam aan een bevel van een rechter, weerspannig[ kontjoemeesjəs] 〈 formeel〉 -
2 recalcitrant
adj. tegenstribbelend, weerspannig[ rikælsitrənt] -
3 restive
adj. weerspannig; onhandelbaar; ongedurig, onrustig[ restiv] 〈 restiveness〉 -
4 rebelle
rebelle [rəbel]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 opstandig ⇒ oproerig, rebellerend2 weerspannig ⇒ onhandelbaar, rebels♦voorbeelden:un rebelle • opstandeling, oproerling, rebel2 cheveux rebelles • weerbarstige, stugge haren1. mrebel, opstandeling2. adj1) opstandig2) weerspannig, rebels4) immuun -
5 récalcitrant
récalcitrant [reekaalsietrã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 weerbarstig ⇒ weerspannig, koppig♦voorbeelden:1 récalcitrant à, contre • afwijzend, vijandig tegenles récalcitrants à l'impôt • de onwillige belastingbetalersun récalcitrant • weerspannig iemand -
6 aufsässig
-
7 непослушный
adjgener. weerbarstig, onhandelbaar, onwillig, ondeugend, ongehoorzaam, ongewillig, ongezeglijk, stout, weerspannig -
8 строптивый
adjgener. balorig, dwars, kregel, kregelig, balsturig, ongewillig, ongezeglijk, onwillig, recalcitrant, weerbarstig, weerspannig -
9 rebellious
adj. opstandig[ ribbelliəs] 〈 rebelliousness〉 -
10 sticky
adj. kleverig; hard; tegen zijnde[ stikkie] 〈 stickiness〉4 zwoel ⇒ broeierig, drukkend♦voorbeelden:he will come to/meet a sticky end • het zal slecht met hem aflopen¶ she's got sticky fingers • ze heeft lange vingers, zij jat -
11 stubborn
adj. eigenwijs[ stubbən] 〈 stubbornness〉1 koppig ⇒ eigenwijs, obstinaat, eigenzinnig2 weerbarstig, weerspannig ⇒ hardnekkig, moeilijk te bewerken♦voorbeelden:stubborn soil • taaie grond -
12 unruly
-
13 vicious
adj. slecht, wreed; slechtaardig[ visjəs] 〈 viciousness〉1 wreed ⇒ boosaardig, gemeen♦voorbeelden: -
14 contumaciously
adv. weerspannig -
15 insubordinately
adv. ongehoorzaam, opstandig, weerspannig -
16 désobéissant
désobéissant [deezobbee.iesã]adj -
17 cheval vicieux
cheval vicieux -
18 frondeur
frondeur1 [frõdur],frondeuse [frõdeuz]〈m., v.〉1 dwarsdrijver ⇒ frondeur, oppositievoerder————————frondeur2 [frõdur],frondeuse [frõdeuz]1 oproerig ⇒ weerspannig, tegenstrevend2 spotziek♦voorbeelden: -
19 insoumis
insoumis [ẽsoemie]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden: -
20 insubordonné
insubordonné [ẽsuubordonnee]1 weerspannig ⇒ ongehoorzaam, ongedisciplineerd
Страницы
- 1
- 2