-
1 exploit
n. heldendaad, wapenfeit--------v. misbruiken, voordeel trekken uit; manipuleren; uitbuiten, grootst mogelijk voordeel trekken uit (zoals "exploit one's skill or talents"); bevorderen; adverterenexploit1[ eksplojt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (helden)daad ⇒ prestatie, wapenfeit————————exploit21 exploiteren ⇒ ontginnen, bewerken2 benutten ⇒ gebruik maken/profiteren van♦voorbeelden: -
2 deed
n. daad; bewijs, akte--------v. daad, akte (door middel van verkoop akte)[ die:d]♦voorbeelden:good deeds • goede dadenin word and in deed • met/in woord en daad
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский