-
1 avertisseur
avertisseur [aavertiesur],avertisseuse [aavertieseuz]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden: -
2 craindre
craindre [krẽdr]♦voorbeelden:craindre pour la vie de qn. • vrezen voor iemands levenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, schuwen2 vrezen ⇒ duchten, eerbiedigen♦voorbeelden:il craint qu' on ne le comprenne pas • hij is bang dat men hem niet begrijpt→ chat -
3 craint l'humidité
craint l'humiditédroog bewaren, houden 〈 waarschuwend opschrift〉 -
4 prémonitoire
prémonitoire [preemonnietwaar]♦voorbeelden:
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский