-
1 баба
-
2 bag
n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)--------v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresterenbag1[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zak ⇒ tas, koffer3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel♦voorbeelden:bags of room • plaats genoeg→ diplomatic diplomatic/————————bag2〈 bagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken♦voorbeelden: -
3 bint
-
4 bique
-
5 Katze
Katze〈v.; Katze, Katzen〉1 kat, poes♦voorbeelden:der Katze die Schelle an-, umhängen • de kat de bel aanbinden〈informeel; figuurlijk〉 die Katze aus dem Sack lassen • met de waarheid voor de dag komen, het achterste van zijn tong laten zienum etwas herumgehen, herumschleichen wie die Katze um den heißen Brei • eromheen draaien als de kat om de hete brij〈 spreekwoord〉 die Katze lässt das Mausen nicht • ±ieen vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken/i〈 spreekwoord〉 wenn die Katze aus dem Hause ist, tanzen die Mäuse • als de kat van huis (honk) is, dansen de muizen op tafel (in het schotelhuis) -
6 Kätzchen
-
7 Mensch
Mensch1〈m.; Menschen, Menschen〉♦voorbeelden:Glück muss der Mensch haben! • je moet geluk hebben!etwas für den inneren Menschen tun • de inwendige mens versterkenunter Menschen gehen • onder de mensen komenein Mensch wie du und ich • een mens als ieder ander〈 spreekwoord〉 der Mensch denkt, Gott lenkt • de mens wikt, maar God beschikt〈 spreekwoord〉 des Menschen Wille ist sein Himmelreich • ±ieen mens zijn zin is een mens zijn leven/iwie der erste Mensch • onervaren, onbeholpen————————Mensch2〈o.; Mensch(e)s, Menscher〉 〈regionaal; pejoratief〉1 het mens, vrouwmens -
8 Weibsperson
-
9 Weibsstück
См. также в других словарях:
woman — late O.E. wimman (pl. wimmen), lit. woman man, alteration of wifman (pl. wifmen), a compound of wif woman (see WIFE (Cf. wife)) + man human being (in Old English used in reference to both sexes; see MAN (Cf. man) (n.)). Cf. Du … Etymology dictionary