-
1 Freispruch
-
2 auf Freispruch für jemanden erkennen
auf Freispruch für jemanden erkennenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > auf Freispruch für jemanden erkennen
-
3 entlasten
entlasten♦voorbeelden: -
4 freisprechen
freisprechen2 〈 ambachtelijk〉het diploma, getuigschrift van gezel, vakman uitreiken aan♦voorbeelden:1 jemanden von Eigensinn nicht freisprechen können • iemand van eigenzinnigheid niet kunnen vrijpleiten -
5 jemanden einer Sache ledig sprechen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden einer Sache ledig sprechen
-
6 ledig
ledig♦voorbeelden: -
7 lossprechen
lossprechen1 vrijspreken ⇒ bevrijden, (van rechtsvervolging) ontslaan
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский