-
1 оправдывать
rechtvaardigen, onschuldig verklaren, goedpraten, vrijspreken, vrijpleiten -
2 оправдать
rechtvaardigen, onschuldig verklaren, goedpraten, vrijspreken, vrijpleiten -
3 оправдывать
v1) gener. justificeren, justifieren, voldoen, goedpraten (словами), rechtvaardigen, vergoelijken, verontschuldigen, vrijspreken2) law. vrijpleiten
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский