-
1 pout
n. soort vis; vooruitsteken (lippen); pruilen--------n. vooruitsteken (lippen); pruilen; zuur gezicht trekken--------v. vooruitsteken (lippen); pruilen; zuur gezicht trekken; boos gezicht zettenpout1[ paut] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————pout2〈 werkwoord〉1 (de lippen) tuiten ⇒ pruilen (over), een pruillip opzetten -
2 crane
n. kraan(vogel); kraan, hijskraan--------v. de hals uitstrekkencrane1[ kreen] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————crane2♦voorbeelden:1 crane forward • de hals uitstrekken, reikhalzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 protrude
v. vooruitsteken; steken; zich opdringen; laten uitsteken[ prətroe:d]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 pronate
v. naar binnen draaien; hand vooruitsteken
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский