-
1 stack
n. stapel; (in computers) wachtrij, opslagplaats, een deel van het geheugen waar informatie wordt bewaard en waaruit deze in omgekeerde volgorde kan worden opgevraagd; boekenplank; schoorsteen--------v. opstapelen, op een hoop leggenstack1[ stæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (hooi/hout)mijt ⇒ (hooi)opper/berg♦voorbeelden:————————stack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский