-
1 readiness
n. bereidheid, bereidwilligheid; vlugheid, vaardigheid, gemak[ reddienəs]2 vlugheid ⇒ vaardigheid, gemak♦voorbeelden: -
2 artifice
n. truc, list, foefje[ a:tiffis]1 truc ⇒ kunstgreep, list2 handigheid ⇒ spitsvondigheid, vlugheid3 listigheid ⇒ leepheid, gewiekstheid -
3 celerity
-
4 promptitude
-
5 rapidity
-
6 facileness
n. vlugheid; gemak; oppervlakkigheid; aangenaam -
7 liveliness
n. levendigheid, vrolijkheid; energie, vitaliteit; vlugheid -
8 nimbleness
n. lichtvoetigheid; vlugheid; alert zijn -
9 quickness
n. snelheid; vlugheid -
10 skillfulness
n. capaciteit; vlugheid -
11 sleight of hand
vinger vlugheid, goochelarij -
12 speediness
n. snelheid, vlugheid
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский