-
1 to make headway
vlotten -
2 balsa
-
3 boathook
n. bootshaak, haak aan eind van boot geslagen (om boten, blokhout en vlotten te manoeuvreren)boathook -
4 bowl along
-
5 swim
n. zwemmen--------v. zwemmen; drijvenswim1[ swim] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 have/go for a swim • gaan zwemmen, een duik (gaan) nemen¶ be in/out of the swim • (niet) op de hoogte zijn, (niet) meedoen————————swim22 vlotten ⇒ drijven, zweven♦voorbeelden:swimming in butter • drijvend in de boterII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen/laten zwemmen/drijven♦voorbeelden: -
6 to float
bovendrijvenopdrijvenopkomenuitdrijvenverend opstellenvlottenzweven -
7 to progress
verlopenvlottenvoortgaanvoortschrijdenvorderen
См. также в других словарях:
flautjan (1) — *flautjan (1) germ., schwach. Verb: nhd. fließen lassen; ne. let float; Rekontruktionsbasis: an., afries., as., ahd.; Hinweis: s. *fleutan; Etymologie: idg. *pleud … Germanisches Wörterbuch
flutōn — *flutōn germ., schwach. Verb: nhd. fließen, treiben, schwimmen; ne. float (Verb), swim (Verb); Rekontruktionsbasis: ae., as.; Hinweis: s. *fleutan; Etymologie: idg. *pl … Germanisches Wörterbuch