-
1 verzetten
переместить; передвинуть; сдвинуть с места, сместить; перевести; пересадить; перешить; что ни шаг -; встряхнуться; (вос)противиться; противиться; противодействовать; не поддаваться, бороться* * *гл.общ. исполнять (bv.: zij verzetten met elkaar veel werk), выполнять, осуществлять (werk), передвигать, переносить, переставлять -
2 verzetten, zich
(t)сопротивляться ( tegen — чему) -
3 de wet verzetten
-
4 diamanten verzetten
-
5 geen voet kunnen verzetten
мест. -
6 hij kan veel verzetten
мест.общ. ему многое под силу -
7 zich verzetten
гл.общ. отдыхать, сопротивляться, развлекаться -
8 zich met hand en tand verzetten
-
9 исполнять
vgener. verzetten (bv.: zij verzetten met elkaar veel werk), presteren, spelen (ðîôü), uitoefenen (должность), uitvoeren, vervuilen, voldoen, betrachten, naleven (что-л.), ten gehore brengen (музыкальную пьесу), ten uitvoer brengen, ten uitvoer leggen, uitrichten, verrichten, volbrengen, volgen, voltrekken, volvoeren -
10 hand
рука, кисть; лапа; почерк; (за)марать руки о; обменяться рукопожатиями; действовать рука об руку (сообща); объединиться; сплотиться; мне это раз плюнуть; мне это нипочём; просить милостыню; выпрашивать чаевые, клянчить чаевые; жить на чужой счёт; на основании, на основе; на примере; устроить на работу, подыскать работу; подсказать идею; соблюдать; выдать на руки; управлять; отвалить щедрой рукой; они остались при пиковом интересе (на) бобах; пропесочить; на карачках; ручаться за; приближаться; надвигаться; понаслышке; уступить; поручить; отдать; само собой разумеется; ясно, очевидно; вполне понятно, что* * *v(m) -enmet een móoie hand schríjven, een móoie hand hébben — иметь хороший почерк
iets bij de hand hébben — иметь что-л. под рукой
- wat is er aan de hand?de hand géven [drúkken] — дать [пожать] руку
- aan de hand van iets
- aan de beterende hand zijn
- voor de hand liggen
- van de hand doen
- de handen ineenslaan
- zich met hand en tand verzetten* * *сущ.общ. почерк, рука, кисть руки -
11 быть не в состоянии сдвинуться с места
vgener. geen voet kunnen verzettenDutch-russian dictionary > быть не в состоянии сдвинуться с места
-
12 выполнять
vgener. verzetten, verwezenlijken, nakomen, waarnemen, goedmaken (обещания и т.п.), kwijten (обязательство, обещание и т.п.), uitoefenen (обязанности), uitvoeren, vervuilen, volvoeren -
13 делать новую оправу к бриллиантам
vgener. diamanten verzettenDutch-russian dictionary > делать новую оправу к бриллиантам
-
14 ему многое под силу
ngener. hij kan veel verzetten -
15 осуществлять
vgener. op gang komen, (werk) verzetten, goedmaken, schaffen, bewerkstelligen, implementeren, in vervulling gaan, realiserend, ten uitvoer brengen, tot stand brengen, uitvoeren, vervuilen, verwerkelijken, verwezenlijken -
16 отдыхать
vgener. zich verzetten, rusten, uitrusten, pauseren, pleisteren (в пути), plezier hebben, pozen, schaften, schoften, verpozen (òæ. zich verpotten), zich ontspannen, zich uitspannen -
17 передвигать
vgener. omtrekken, verrukken, verschuiven, vertillen, verzetten -
18 переносить
vgener. dragen, harden, overbrengen, overdragen, uitstaan, verduren, afbreken (слово на другую строку), doorleven, dulden, kroppen, kunnen velen, ondergaan, overvoeren, uithouden, verdragen, verplaatsen, verschikken (на другой срок), verslepen, verzetten, (терпеливо) zich (iets) laten aanleunen (оскорбление, клевету и т.п.) -
19 переставлять
vgener. omzetten, overzetten, verstellen, verschikken, vertillen, verzetten -
20 развлекаться
vgener. plezier hebben, plezieren, pret maken, zich amuseren (met-÷åì-ô., ñ), zich ontspannen, zich vermaken, zich verstrooien, zich verzetten
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Verzetten — Je mehr du verzettest, je minder du hättest. – Eiselein, 620 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
verzetteln — (sich) verrennen (umgangssprachlich); (sich) vertun (umgangssprachlich); (sich) täuschen; auf dem Holzweg sein (umgangssprachlich); (sich) irren * * * 1ver|zet|teln [fɛɐ̯ ts̮ɛtl̩n] … Universal-Lexikon
verzetteln — 1verzetteln »vertun, vergeuden«: Das seit dem 16. Jh. bezeugte Verb ist eine Iterativbildung zu dem heute veralteten verzetten »aus , verstreuen, vereinzelt fallen lassen, verlieren« (mhd. verzetten). Dieses Verb ist eine Präfixbildung zu mhd.… … Das Herkunftswörterbuch
Beutel — 1. Alte beüdel schliessen übel. – Tappius, 8a; Lehmann, II, 26, 22; Henisch, 357; Simrock, 1060; Tunn., 20, 1; Grimm, I, 1751; Sutor, 646. Holl.: Olde budelen sluten qualic. (Fallersleben, 577.) – Oude beurzen sluiten niet wel. (Harrebomée, I, 53 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Simon Vinkenoog — (b. July 18 1928, Amsterdam) is a Dutch poet and writer. He was the editor of the anthology Atonaal (Atonal), which launched the Dutch Fifties Movement . In 2004 he was chosen as Dichter des Vaderlands, or Poet Laureate , for the Netherlands.… … Wikipedia
Méteren — 50° 44′ 29″ N 2° 41′ 35″ E / 50.741389, 2.693056 … Wikipédia en Français
Verzetteln — Verzêtteln, verb. regul. act. 1. Einzeln und hin und wieder fallen lassen, und dadurch verlustig gehen. Bey dem Einfahren des Getreides wird viel verzettelt. Geld verzetteln, es in einzelnen Stücken verlieren. Heu, Stroh, Körner verzetteln, es im … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Baum — 1. Alte Bäum lassen sich nicht (oder: eher brechen als) biegen. – Lehmann, 8, 27. 2. Alte Bäum leiden s nicht, dass sie die jungen wollen überschatten. – Lehmann, 57, 13. 3. Alte Bäume ersticken mit jhrem überschatten die jungen auffschösslinge.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Berg — 1. An die Berge scheint die Sonne zuerst. – Simrock, 9591. 2. Als der Berg aufhörte den Margel zu geben, fand man Gold in ihm. (Russ.) 3. Auch auf einem kleinen Berge kann ein grosser Fluss entspringen. 4. Auf Bergen geht der Wind heftiger als im … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schmer — 1. At Schmêr wal boaven drîw, al as t uk man fân an ualen Hüünj. (Amrum.) – Haupt, VIII, 355, 77; Firmenich, III, 8, 115. Das Schmer (S. ⇨ Fett 12 , 14 u. 16und⇨ Oel 23) will oben sein, ist es auch von einem alten Hunde. 2. Es wird mancher mit… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wille — 1. Aller wille ist, haben viel. – Lehmann, II, 26, 11; Franck, II, 63a; Simrock, 11609; Mayer, I, 207. 2. Alles will einen Willen haben. – Körte, 6847. 3. An dem Willen der Menschen und gespanntem Gewand (Tuch) geht viel ab. – Pistor., VIII, 6. 4 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon