-
1 assuré
assuré [aasuuree]2 zeker ⇒ vast, gewis♦voorbeelden:tenir pour assuré que • als vaststaand aannemen datun(e) assuré(e) social(e) • fondspatiënt(e)adj2) zeker, vast -
2 dépôt
dépôt [deepoo]〈m.〉2 (het) deponeren ⇒ indiening 〈 van stukken〉 ⇒ storting 〈 van geld〉 ⇒ deponering 〈 van een handelsmerk〉 ⇒ (het) in bewaring geven 〈 van bagage, kleding〉7 opslagplaats ⇒ depot, entrepot, (opslag)loods, pakhuis♦voorbeelden:dépôt de brevet • octrooiaanvragemettre qc. en dépôt • iets in bewaring geven→ banquem1) neerlegging [krans]3) indiening [stukken]4) storting [geld]5) deposito6) bijzetting [dode]7) bewaargeving [juridisch]8) borgstelling9) opslagplaats, pakhuis10) bagagedepot11) garage12) afzetting, laag -
3 conduire qn. au dépôt
-
4 ticket
〈m.〉1 kaartje ⇒ biljet, plaats-, toegangsbewijs2 bon♦voorbeelden:2 tickets de rationnement • rantsoen-, distributiebonnensans tickets • niet op de bon, vrij te verkrijgen¶ ticket modérateur • eigen risico, eigen bijdrage 〈 van sociaal verzekerde〉; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 remgeld -
5 ticket modérateur
ticket modérateur -
6 un assuré
un(e) assuré(e)
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский