-
1 aufarbeiten
-
2 verarbeiten
verarbeiten♦voorbeelden: -
3 aufbereiten
aufbereiten1 geschikt maken voor verder gebruik ⇒ (toe)bereiden, wassen, zuiveren3 be-, verwerken ⇒ analyseren♦voorbeelden:1 Trinkwasser aufbereiten • drinkwater zuiveren, bereiden -
4 einarbeiten
einarbeiten♦voorbeelden: -
5 Entsorgungsanlage
-
6 Statistiken aufbereiten
-
7 Zusätze in ein Buch einarbeiten
Zusätze in ein Buch einarbeitenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Zusätze in ein Buch einarbeiten
-
8 abmachen
abmachen1 afdoen, afnemen ⇒ verwijderen3 overeenkomen, afspreken♦voorbeelden:Schweres für sich, mit sich allein abmachen • iets moeilijks alleen verwerkenabgemacht! • afgesproken! -
9 ausbeuten
-
10 bewältigen
bewältigen2 overwinnen ⇒ oplossen, te boven komen4 afhandelen, afdoen♦voorbeelden:1 eine Aufgabe nicht bewältigen können • niet tegen een taak, opgave opgewassen zijn -
11 die Ergebnisse aufarbeiten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Ergebnisse aufarbeiten
-
12 fertig
fertig1 klaar, gereed♦voorbeelden:es nicht fertig bringen, ein Tier zu töten • het niet over zich kunnen verkrijgen een dier te dodendas Gemüse muss noch fertig kochen • de groente moet nog gaar kokenetwas fertig kochen • (straks) klaar zijn met het koken van ietssich zum Essen fertig machen • zich voor het eten klaarmakendie Koffer fertig packen • de koffers klaarmakennicht fertig werden können zu erzählen • niet uitverteld rakenschnell fertig sein mit seinen Antworten • niet om een antwoord verlegen zijnmit einem Erlebnis fertig werden • een belevenis verwerkenmit einem Problem fertig werden • een probleem aankunnenfertig zum Abfahren • klaar om te vertrekkendu gehst nicht dahin, (und) fertig! • je gaat er niet heen, en hiermee basta!eine fertige Hand • een vaardige handetwas fertig bringen, 〈 informeel〉 bekommen, kriegen • (a) klaarkrijgen, af krijgen; (b) klaarkrijgen, voor elkaar krijgen3 jemanden fertig machen • (a) iemand afmaken, murw maken, uitputten; (b) op zijn nummer zetten • (c) af-, kapotmaken, ombrengender Lärm macht mich noch ganz fertig! • ik word stapelgek van dat lawaai!mit den Nerven fertig sein • een zenuwinzinking nabij zijn -
13 kompostieren
-
14 mit einem Erlebnis fertig werden
mit einem Erlebnis fertig werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit einem Erlebnis fertig werden
-
15 mosten
mosten1 most, vruchtensap, vruchtenwijn makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tot most, vruchtensap, vruchtenwijn verwerken -
16 sülzen
-
17 verbuttern
-
18 verdauen
-
19 verhütten
verhütten -
20 verkoken
verkokenII 〈 overgankelijk werkwoord〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Verwirken — Verwirken, verb. regul. act. 1. Von wirken, kneten, verwirket der Bäcker alles Mehl, wenn er alles Mehl in Teig verwandelt. Im Niederdeutschen wird verwerken noch für verarbeiten überhaupt gebraucht. 2. In der weitesten Bedeutung des Zeitwortes… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart