-
1 verplaatsen
-
2 verplaatsen
v. move, move aside, remove, shift, reshuffle, displace, transpose, translocate -
3 verplaatsen
• to displace• to move• to relocate• to remove• to shift• to transfer• to translate -
4 zich in iemands positie verplaatsen
zich in iemands positie verplaatsenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in iemands positie verplaatsen
-
5 zich in zijn denkwereld verplaatsen
zich in zijn denkwereld verplaatsenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich in zijn denkwereld verplaatsen
-
6 zijn activiteiten verplaatsen
zijn activiteiten verplaatsenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn activiteiten verplaatsen
-
7 zich verplaatsen
v. shift, travel -
8 schuiven
2 [verplaatsen met een werktuig] shovel3 [met betrekking tot opium/roken] smoke♦voorbeelden:een stoel bij de tafel schuiven • pull up a chairiemand als kandidaat naar voren schuiven • push someone forward as a candidateiets/iemand terzijde schuiven • 〈 figuurlijk〉 brush something/someone asideiets voor zich uit schuiven • 〈 figuurlijk〉 put something off, postpone something1 [zich langs een vlak (laten) voortbewegen] slide2 [zich met een stoel verplaatsen] move/bring one's chair♦voorbeelden:zitten te schuiven • fidget (on one's chair)in elkaar schuiven • slide … into one another, telescopeschuif wat bij elkaar • move your chairs a bit closer togethermet data schuiven • rearrange dates -
9 verdraaien
-
10 afschieten
2 [door schieten wegnemen] shoot off3 [doodschieten] shoot4 [afscheiden door middel van een schot] divide/partition off♦voorbeelden:4 een kamertje met planken afschieten • divide/partition off a room with boarding1 [zich snel verplaatsen] shoot2 [losschieten] slip off♦voorbeelden:1 op iemand/iets afschieten • go dashing towards someone/something -
11 denkwereld
♦voorbeelden: -
12 dringen
♦voorbeelden:1 hij drong door de menigte heen • he pushed/elbowed/forced his way through the crowdde menigte drong de zaal in/uit • the crowd pushed its way into/out of the hallnaar voren dringen • push forwardhet zal wel dringen worden om een goede plaats • we'll probably have to fight for a good seatde zaak dringt nogal • the matter is rather urgentII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 gaan
1 [zich verplaatsen] go ⇒ move3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:een uur gaans • an hour's walk〈 figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈 achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badlyhoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈 informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go nowaan de kant gaan • move aside〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈 ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queueals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should beals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like thiser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottlezij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?zijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikersdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈 zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyje weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's lifedaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type -
14 knijpen
1 [druk uitoefenen op iemands vel/een lichaamsdeel] pinch ⇒ tweak 〈 bijvoorbeeld neus als liefkozing〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 [door knijpen verplaatsen] squeeze♦voorbeelden: -
15 overbrengen
3 [verklikken] tell, pass on5 [overdragen] pass (on)6 [voortplanten] transmit7 [vertalen] render, translate♦voorbeelden:iemand overbrengen naar het ziekenhuis • take someone to hospitalboodschappen/iemands groeten overbrengen • convey messages/someone's greetingsiets op iemand overbrengen • pass something on to someone6 de kracht van de motor naar de wielen overbrengen • transmit the power of the engine to the wheels7 in code overbrengen • put into code, encodein gewoon schrift overbrengen • transcribe into longhand -
16 overzetten
1 [naar de andere kant brengen] take across/over; 〈 met veer〉 ferry (across/over)2 [verplaatsen] transfer3 [vertalen] translate ⇒ render, 〈 tolk ook〉 interpret, 〈 in ander schrift〉 transliterate, 〈 in ander schrift〉 transcribe4 [met betrekking tot telefoon] transfer ⇒ switch over/through♦voorbeelden:3 overzetten in • translate/render intooverzetten uit • translate from4 ik zal je op mijn secretaresse overzetten • I'll switch you over/through to my secretary -
17 persen
♦voorbeelden:je moet harder persen • you must press harderII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:grammofoonplaten persen • press gramophone records1 [kind uitdrijven] push2 [ontlasting uitdrijven] strain -
18 pompen
1 [pomp doen werken] pump2 [op en neer bewegen] pump3 [vulgair] [neuken] hump♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [verplaatsen door middel van een pomp] pump♦voorbeelden:een emmer water pompen • fill a bucket with water from the pump〈 figuurlijk〉 geld pompen in een industrie • pour/pump money into an industry1 [blokken] cram♦voorbeelden: -
19 rukken
2 [vulgair] [masturberen] wank3 [zich voortbewegen] march (out)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [door hard trekken in een toestand brengen] tear♦voorbeelden:iemand de kleren van het lijf rukken • tear the clothes from someone's body -
20 scheppen
I 〈overgankelijk werkwoord; schiep, heeft geschapen〉1 create♦voorbeelden:voorwaarden scheppen • create conditionsII 〈overgankelijk werkwoord; schepte, heeft geschept〉2 [tot zich nemen] take3 [zich verwerven] draw4 [opnemen en verplaatsen, opvangen] catch♦voorbeelden:vol/leeg scheppen • fill, emptysoep in een bord scheppen • serve/ladle soup into a platezand op een kruiwagen scheppen • shovel sand into a wheelbarrow
- 1
- 2