-
1 délaisser
délaisser [deelessee]〈 werkwoord〉1 verlaten ⇒ in de steek laten, aan zijn lot overlaten3 opgeven ⇒ afzien van, laten varenv1) in de steek laten, laten vallen2) verwaarlozen3) opgeven4) afstand doen (van) [recht] -
2 insignifiant
insignifiant [ẽsienjiefjã]1 onbeduidend ⇒ onbetekenend, nietszeggend2 te verwaarlozen ⇒ klein, te veronachtzamen♦voorbeelden:1 chose insignifiante • bagatel, kleinigheidadj1) onbeduidend, onbetekenend -
3 négliger
négliger [neegliezĵee]〈 werkwoord〉2 verzuimen ⇒ nalaten, vergeten♦voorbeelden:v1) verwaarlozen2) verzuimen3) negeren
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский