-
1 peler
peler [pəlee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————peler (de froid)v1) vervellen2) schillen, pellen -
2 cailler
cailler [kaajee]1 stremmen ⇒ stollen, klonteren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stremmen ⇒ doen stollen, doen klonteren1 stremmen ⇒ stollen, klonterenv1) stremmen2) verkleumen -
3 nickeler
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский