-
1 взбодрить
verkwikken, oppeppen, opfleuren -
2 освежать
verfrissen, verkwikken, opfrissen -
3 освежить
verfrissen, verkwikken, opfrissen -
4 бодрить
vgener. verkwikken -
5 ободрять
vgener. oppeppen (bv.: voetbalspelers moesten elkaar even oppeppen voor de wedstrijd), opbeuren, opfleuren, opmonteren, (iem.) een hart onder de riem steken (кого-л.), (iem.) moed geven (кого-л.), aanmoedigen, aanwakkeren, bemoedigen, moed inspreken, opvrolijken, verkwikken, verstouten -
6 подкреплять
vgener. stijven, verfrissen, verkwikken, onderbouwen, staven, sterken, versterken, verstevigen -
7 утешать
v1) gener. verkwikken, laven, paaien, troosten, vertroosten2) liter. balsem in de wond gieten (кого-л.) -
8 refresh
v. verkwikken; opfrissen; verfrissen[ rifresj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:refresh oneself with a bath • een verfrissend bad nemen -
9 délasser
délasser [deelaasee]1 ontspannen ⇒ verpozen, verkwikken1 zich ontspannen ⇒ zich verpozen, uitrusten -
10 ravigoter
-
11 régénérer
régénérer [reezĵeeneeree]♦voorbeelden: -
12 erquicken
-
13 laben
laben1 laven, verkwikken ⇒ verfrissen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский