-
1 interdiction
interdiction [ẽterdieksjõ]〈v.〉♦voorbeelden:1 interdiction de séjour • verblijfsverbod, uitwijzinginterdiction formelle de • streng verboden teinterdiction judiciaire • (het) onder curatele stelleninterdiction de dépasser • inhaalverbodf1) verbod2) ontzegging [recht]3) schorsing -
2 séjour
séjour [seezĵoer]〈m.〉♦voorbeelden:être interdit de séjour • een verblijfsverbod hebbenm1) verblijf2) huiskamer -
3 interdiction de séjour
interdiction de séjourverblijfsverbod, uitwijzing -
4 trique
trique [triek]〈v.〉1 knuppel♦voorbeelden:marcher à coups de trique, à la trique • met straffe hand geleid wordenmaigre, sec comme un coup de trique • zo mager als een lat -
5 être interdit de séjour
être interdit de séjour————————être interdit de séjour
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский