-
1 Sitz
-
2 Aufenthalt
Aufenthalt〈m.; Aufenthalt(e)s, Aufenthalte〉♦voorbeelden: -
3 Aufenthaltsort
-
4 Verbleib
-
5 Wohnsitz
Wohnsitz〈m.〉1 woonplaats, domicilie♦voorbeelden:mein ständiger Wohnsitz • mijn vaste woonplaatsseinen Wohnsitz irgendwo nehmen • zich ergens vestigen -
6 mit ständigem Sitz
met een vaste woon-, verblijfplaats -
7 ohne festen Wohnsitz
-
8 sesshaft
sesshaft1 woonachtig, gevestigd ⇒ met vaste woon- en verblijfplaats, ingezeten2 honk-, hokvast♦voorbeelden:sesshaft sein • een vaste woonplaats hebben
См. также в других словарях:
verblijfplaats — tanpresi … Woordenlijst Sranan
Doping at the 2007 Tour de France — Part of a series on Doping in sport … Wikipedia