-
1 mobilité
mobilité [mobbielietee]〈v.〉1 beweeglijkheid ⇒ veranderlijkheid, onbestendigheid♦voorbeelden:fbeweeglijkheid, veranderlijkheid -
2 variabilité
-
3 incertitude
incertitude [ẽsertietuud]〈v.〉2 onzekerheid ⇒ twijfel, besluiteloosheid♦voorbeelden:2 être dans l'incertitude • in onzekerheid verkeren, twijfelenf1) onzekerheid, twijfelachtigheid3) vaagheid -
4 légèreté
légèreté [leezĵertee]〈v.〉1 lichtheid ⇒ luchtigheid, lenigheid2 lichtvaardigheid ⇒ onnadenkendheid, onbezonnenheid♦voorbeelden:légèreté de style • vlotte stijlavec légèreté • licht, luchtig, lenigf1) lichtheid2) onbezonnenheid, wispelturigheid -
5 fluidité
-
6 versatilité
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский