-
1 sallow
adj. vaal(geel), ziekelijk geel, bleek--------n. wilg--------v. ziekelijk geel, vuilgeel, vaal; vaal worden (maken)sallow1[ sæloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wilg————————sallow2〈bijvoeglijk naamwoord; sallowness〉1 vaal(geel) ⇒ (ziekelijk geel)bleek, grauw(bruin)————————sallow3〈 werkwoord〉1 vergelen ⇒ grauw(bruin) (doen) worden, vaal/bleek (doen) worden♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский