-
1 ausfragen
ausfragenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 jemanden nach etwas, jemanden über etwas, jemanden ausfragen • iemand over iets, iemand uitvragen, uithoren -
2 Wurm
Wurm1〈m.; Wurm(e)s, Würme(r)〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 da ist, sitzt der Wurm drin • (a) daar klopt iets niet; (b) de zaak is verziekteinen (nagenden) Wurm im Herzen, in sich tragen • een stille wrok koesteren〈 informeel〉 jemandem die Würmer aus der Nase ziehen • iemand uitvragen, uithoren〈informeel; figuurlijk〉 sich wie ein getretener Wurm winden • heel erg verlegen, schuchter zijn————————Wurm2〈o.; Wurm(e)s, Würmer〉 〈 informeel〉1 wurm, onnozel kind -
3 ausforschen
-
4 ausholen
ausholenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉3 teruggaan, uitvoerig vertellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 aushorchen
-
6 ausnehmen
ausnehmen1 (eruit-, weg)nemen ⇒ verwijderen4 〈informeel; pejoratief〉uitvragen, uithoren♦voorbeelden:3 jemanden beim Spiel ausnehmen • iemand bij het spel plukken, afzetten5 ich nehme ihn, mich nicht aus • ik maak voor hem, voor mijzelf geen uitzonderingbitte nimm mich davon aus! • laat mij daar alsjeblieft buiten!♦voorbeelden:das Gemälde nimmt sich dort hübsch aus • het schilderij staat, hangt daar heel aardig -
7 auspressen
auspressen♦voorbeelden: -
8 ausquetschen
-
9 ausspionieren
-
10 jemandem die Würmer aus der Nase ziehen
iemand uitvragen, uithorenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem die Würmer aus der Nase ziehen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский