-
21 point in his favor
punt ten gunste van hem (een goed punt ten gunste van de uitvoerder) -
22 transactor
n. uitvoerder, onderhandelaar -
23 exportateur
exportateur [eksportaatur],exportatrice [eksportaatries]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 uitvoerend ⇒ exporterend, uitvoer-, export-♦voorbeelden:1 un exportateur • uitvoerder, exporteurm -
24 maître
maître1 [metr],maîtresse [metres]〈m., v.〉1 heer, vrouw ⇒ meester(es), gebieder, baas2 onderwijzer(es) ⇒ leermeester, schoolmeester, voorganger♦voorbeelden:maître, maîtresse de maison • heer, vrouw des huizesêtre maître de son sujet • zijn onderwerp beheersenêtre maître, le maître • de baas zijnêtre son maître • zijn eigen baas zijnêtre maître de soi • zich beheersenêtre maître de son destin • het lot in eigen handen hebbenêtre maître de faire qc. • vrij zijn iets te doenmaître à penser • geestelijk leermeesterse rendre maître de • zich meester maken van, bemachtigense rendre maître d'un incendie • een brand meester wordense rendre maître d'un secret • achter een geheim komenle capitaine est le maître après Dieu • de kapitein is schipper naast Godil est passé maître dans l'art de mentir • hij is heel handig geworden in het liegenen maître • met gezagrégner en maître • de onmiskenbare heerser, meester zijnparler en maître • op gebiedende toon sprekenmaître nageur • badmeester; zwemleraarmaître auxiliaire • leraar met tijdelijke aanstellingmaître de chapelle • kapelmeestermaître compagnon • werkbaas, meesterknechtmaître de conférences • lectormaître d'école • (school)meester, onderwijzermaître de l'heure • persoon van wie actuele gebeurtenissen afhangen(à la) maître d'hôtel • met boter- en peterseliesaus4 maître Aliboron • steiloor, domme bemoeialmaître Renard • Reinaert de Vosmaître anonyme • onbekende meester————————maître2 [metr],maîtresse [metres]1 hoofd- ⇒ belangrijkste, meester-♦voorbeelden:maître autel • hoofdaltaarmaître coq, queux • meester-kokmaîtresse femme • kranige vrouwl'oeuvre maîtresse • het belangrijkste werkpoutre maîtresse • hoofdligger, -balk1. m (f - maîtresse)1) heer/vrouw, meester/-eres, baas/bazin2) onderwijzer/-eres, schoolmeester2. = maîtresse; adjbelangrijkste, hoofd-, meester- -
25 exécutant
exécutant [egzeekuutã],exécutante [egzeekuutãt]〈m., v.〉1 uitvoerder, -ster -
26 exécuteur
exécuteur [egzeekuutur],exécutrice [egzeekuutries]〈m., v.〉1 uitvoerder, -ster♦voorbeelden:¶ exécuteur des hautes oeuvres • scherprechter, beul -
27 maître d'oeuvre
maître d'oeuvre -
28 réalisateur
réalisateur [ree.aaliezaatur],réalisatrice [ree.aaliezaatries]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 regisseur, -seuse ⇒ cineast3 maker, maakster ⇒ ontwerper, uitvoerder♦voorbeelden: -
29 un exportateur
un exportateuruitvoerder, exporteur -
30 contractor
aannemeruitvoerder -
31 Bauführer
-
32 Polier
Страницы
- 1
- 2