-
1 facing
n. bekleding, buitenlaag, beleg; kraag (van kleding)[ feesing] -
2 kit
n. uitrusting; uitrusting; gereedschap; vriendenkring (spreektaal); teil; poes; kit--------v. uitrusten, uitmonsterenkit1[ kit]1 (gereedschaps)kist ⇒ doos, (plunje)zak2 bouwdoos/pakket♦voorbeelden:————————kit2〈werkwoord; kitted〉 -
3 equipment
apparaatapparatuuroutillagesoldeeropstellingtoesteluitmonsteringuitrusting -
4 Montur
Montur〈v.; Montur, Monturen〉
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский