-
1 appauvrir
appauvrir [aapoovrier]♦voorbeelden:1. v1) arm maken, verarmen2) uitmergelen [grond]2. s'appauvrirv -
2 amaigrir
amaigrir [aamegrier]1 (doen) vermageren ⇒ mager, dunner maken, uitmergelen1 mager, dunner worden ⇒ vermageren, afvallen1. v(doen) vermageren, uitgemergelen2. s'amaigrirvmager worden, afvallen -
3 épuiser
épuiser [eepŵiezee]4 leegmaken ⇒ droogmaken, leegpompen, uitscheppen♦voorbeelden:tu m' épuises! • ik word moe van je♦voorbeelden:1 mais je m'épuise à vous le dire • dat zég ik u toch aldoor?1. v1) uitputten2) irriteren3) verbruiken4) leegmaken, droogmaken5) afhandelen2. s'épuiserv2) op raken -
4 appauvrir le sol
appauvrir le sol -
5 décharner
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский