-
1 aushacken
aushacken♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 eine Krähe hackt der anderen die Augen nicht aus • twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit; kwade honden bijten elkaar niet -
2 ausholzen
ausholzen1 (uit)dunnen ⇒ uitkappen, ontbossen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский