-
1 divergent
divergent [dieverzĵã]adjuiteenlopend, afwijkend -
2 dissemblable
dissemblable [diesãblaabl]1 ongelijk ⇒ uiteenlopend, onderling verschillendadjongelijk, onderling verschillend -
3 opposé
opposé (à) [oppoozee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 tegenoverliggend (ten opzichte van) ⇒ tegenoverstaand (ten opzichte van), tegen(over)gesteld (aan)2 tegengesteld (aan) ⇒ in strijd (met), uiteenlopend (ten opzichte van)♦voorbeelden:du côté opposé • aan de overkantêtre diamétralement opposé • helemaal aan 't andere eind liggenà l' opposé • aan de andere kant, de andere kant opêtre diamétralement opposé • lijnrecht tegenover elkaar staanêtre tout l' opposé de qn. • hemelsbreed van iemand verschillenà l' opposé • daarentegenà l' opposé de • in tegenstelling met, in tegenspraak metl' opposé 〈m.〉 • het tegenovergestelde, het tegendeel, het omgekeerdeadj -
4 varié
varié [vaarjee]1 afwisselend ⇒ vol verscheidenheid, gevarieerd♦voorbeelden:répertoire varié • uitgebreid repertoireterrain varié • heuvelachtig, golvend terreinadj1) gevarieerd, afwisselend2) verschillend3) veelkleurig -
5 bigarré
bigarré [biegaaree]2 heterogeen ⇒ gemengd, uiteenlopend -
6 disparate
disparate [diespaaraat]1 ongelijk ⇒ niet bij elkaar passend, uiteenlopend, met elkaar vloekend -
7 dissonant
dissonant [diesonnã]1 dissonant ⇒ onaangenaam klinkend, wanluidend -
8 hétéroclite
hétéroclite [eeteerokliet]1 wisselend ⇒ bont, gevarieerd
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский