-
1 uitblinken
-
2 uitblinken
♦voorbeelden:hij blonk boven allen uit • il surpassait tous les autres -
3 uitblinken in
uitblinken in -
4 uitblinken
-
5 uitblinken
bit, superáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > uitblinken
-
6 uitblinken
v. shine, outshine, distinguish -
7 uitblinken
-
8 uitblinken
kendini göstermek [-ir] v -
9 uitblinken
dépasser, dominer, maitriser, surmonter -
10 uitblinken
bit, superá -
11 bij een examen uitblinken
bij een examen uitblinken -
12 bij een examen uitblinken
bij een examen uitblinkenshine/excel at an examVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bij een examen uitblinken
-
13 odlikovati se
uitblinken -
14 auszeichnen
auszeichnen1 (eervol) onderscheiden ⇒ huldigen, eren♦voorbeelden:1 zich onderscheiden ⇒ uitblinken, uitmunten♦voorbeelden: -
15 briller
briller [briejee]〈 werkwoord〉1 schitteren ⇒ blinken, glanzen, glimmen2 uitblinken ⇒ schitteren, zich onderscheiden♦voorbeelden:faire briller ses avantages • zich van zijn voordeligste kant laten zienv1) schitteren, glimmen2) uitblinken, zich onderscheiden -
16 étinceler
étinceler [eetẽslee]〈 werkwoord〉1 schitteren ⇒ glinsteren, fonkelenv1) schitteren, fonkelen2) uitblinken -
17 exceller
-
18 отличиться
zich onderscheiden, uitblinken -
19 блистать
vgener. blikkeren, blinken, pralen, prijken, schitteren, te prijk staan, uitblinken -
20 выгодно отличаться
advliter. uitblinken (boven-от)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > выгодно отличаться
- 1
- 2