-
1 typisch
♦voorbeelden:dat is nou een typisch voorbeeld van … • c'est un parfait exemple de …typisch Amerikaans • typiquement américaindat is typisch voor Paul • c'est bien de Paulwat typisch! • comme c'est curieux!het typische ervan is, dat … • le plus curieux dans tout ça, (c')est que … -
2 typisch
-
3 typisch
-
4 typisch
typique -
5 typisch
curieux, intéressant, représentatif, singulier -
6 typisch
typique -
7 typisch Amerikaans
typisch Amerikaans -
8 dat is nou een typisch voorbeeld van …
dat is nou een typisch voorbeeld van …c'est un parfait exemple de …Deens-Russisch woordenboek > dat is nou een typisch voorbeeld van …
-
9 dat is typisch voor Paul
dat is typisch voor Paul -
10 wat typisch!
wat typisch!comme c'est curieux! -
11 echt
ɛçtadjvrai, authentiqueechtẹ cht [εçt]I Adjektiv1 (nicht künstlich) véritable; Haar, Bräunung naturel(le); (nicht gefälscht) Unterschrift, Gemälde authentique; Beispiel: ein echter Geldschein un vrai billetII Adverb1 (typisch) typique3 (umgangssprachlich: wirklich) vraiment -
12 Pariser
Pariser1Pard300b1a0i/d300b1a0ser1 [pa'ri:z3f3a8ceeɐ/3f3a8cee]1 Innenstadt de Paris2 (typisch für Paris) parisien(ne)————————Pariser2Pard300b1a0i/d300b1a0ser2 [pa'ri:z3f3a8ceeɐ/3f3a8cee] <-s, ->Parisien Maskulin————————Pariser3Pard300b1a0i/d300b1a0ser3 [pa'ri:z3f3a8ceeɐ/3f3a8cee] <-s, ->(umgangssprachlich: Kondom) capote Feminin [anglaise] -
13 atypisch
-
14 eigen
'aɪgənadjpropre, personneleigen136e9342ei/136e9342gen ['e39291efai/e39291efgən]1 Zimmer, Haus, Auto propre antéposé; Beispiel: er besitzt kein eigenes Land il n'a pas de terrain à lui -
15 eigentümlich
'aɪgəntyːmlɪçadjpropre à, particulier, étrange, curieuxeigentümlich136e9342ei/136e9342gentümlich ['e39291efai/e39291efgənty:mliç]I Adjektiv2 (gehobener Sprachgebrauch: typisch) Beispiel: jemandem/einer S. eigentümlich sein être caractéristique de quelqu'un/quelque choseII Adverbsich verhalten bizarrement; Beispiel: eigentümlich aussehen avoir un drôle d'aspect -
16 männlich
'mɛnlɪçadjmâle, masculin, virilmännlichmạ̈ nnlich ['mεnlɪç]I Adjektiv1 Kind, Erbe du sexe masculin; Tier, Hormon mâle; Geschlecht masculin(e); Geschlechtsteil de l'homme2 (typisch für einen Mann) masculin(e)3 Auftreten résolu(e)II AdverbBeispiel: sich männlich verhalten se comporter de manière virile; Frau se comporter de manière masculine -
17 waschecht
'vaʃɛçtadj1) grand teint2) ( fig) cent pour cent, pur sangwaschechtwạ schecht1 Farbe grand teint2 (umgangssprachlich: typisch) pur jus -
18 dat is net iets voor hem
dat is net iets voor hem -
19 specifiek
♦voorbeelden:iets specifiek Hollands • qc. de spécifiquement hollandais3 ergens specifiek op wijzen • signaler expressément qc. -
20 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉♦voorbeelden:————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] devant2 [m.b.t. een volgorde] avant3 [m.b.t. een gezindheid] pour4 [meer dan] de plus♦voorbeelden:de auto staat voor • 〈 geparkeerd〉 l'auto se trouve devant la porte; 〈 is voorgereden〉 la voiture est avancéehij is voor in de dertig • il a dépassé de peu la trentaine2 het is meneer voor en meneer na • c'est monsieur par-ci, monsieur par-làsoep voor eten • manger le potage en entréezijn boot was voor • son bateau avait de l'avancezij zijn ons voor geweest • ils nous ont devancésargumenten voor en tegen • arguments pour et contre————————voor3〈 voorzetsel〉1 [algemeen] pour2 [niet achter; in tegenwoordigheid van] devant3 [vroeger dan; ook m.b.t. een volg-, rangorde] avant♦voorbeelden:voor zijn moeite • pour sa peinehij is voor een paar dagen naar zijn ouders • il est parti pour quelques jours chez ses parentsvoor september is het veel te koud • il fait beaucoup trop froid pour un mois de septembredat is goed voor de koorts • c'est bon contre la fièvreik ben voor X • je suis pour Xik zal voor mijn zoon betalen • je vais payer pour mon filsiemand voor zijn gedrag prijzen • féliciter qn. pour sa conduitevoor de minister stemmen • voter en faveur du ministrevoor een wet stemmen • voter une loihet brood voor zijn gezin verdienen • gagner le pain de sa familledat is net iets voor hem • 〈 passend voor hem〉 c'est tout à fait ce qu'il lui faut; 〈 typisch voor hem〉 c'est bien luidat is niets voor mij • cela ne m'intéresse pasik zeg u eens en voor altijd • je vous le dis une fois pour touteswaar doet hij het voor? • qu'est-ce que ça lui apporte?wat is dat voor een ding? • qu'est-ce que c'est que ce truc-là?voor een vergadering spreken • s'adresser à une assembléevoor zeven uur • avant sept heureskapitein komt voor majoor • capitaine vient avant commandanttien voor zeven • sept heures moins dixik voor mij • quant à moi————————voor4〈 voegwoord〉♦voorbeelden:voor hij het wist was hij al weer buiten • avant même d'avoir réalisé ce qui s'était passé, il se retrouva dehorsvertel het voor hij het van iemand anders hoort • dis-le avant qu'il (ne) l'apprenne de qn. d'autrevoor ik vertrok, heb ik alles opgeruimd • j'ai tout rangé avant de partir
См. также в других словарях:
typisch — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Bsp.: • Es ist typisch für ihn, dass er sich überall einmischt. • Typisch Clive! • Was ist ein typisches Getränk in deinem Land? … Deutsch Wörterbuch
typisch — Adj. (Grundstufe) einem Typ entsprechend Beispiel: Sie ist eine typische Lehrerin. Kollokation: sich typisch verhalten … Extremes Deutsch
typisch — Im Hotel gab es typisch deutsches Essen … Deutsch-Test für Zuwanderer
Typisch — (v. gr.), 1) vorbildlich; T e Theologie (Typik, Typologie), der Theil der Theologie, welcher sich damit beschäftigt Ereignisse u. Thatsachen des Alten Testaments so anzuwenden u. zu erklären, daß jene von diesen die Vorbilder wären; 2) einem… … Pierer's Universal-Lexikon
Typisch — Typisch, einen Typus (s. d.) bildend, darstellend, vorbildlich. Typische Theologie, s. Typik … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Typisch — Typisch, s. Typus … Kleines Konversations-Lexikon
Typisch! — [Redensart] Auch: • Das sieht ihm ähnlich! Bsp.: • Sie kommt wieder zu spät. Das sieht ihr ähnlich! … Deutsch Wörterbuch
typisch — typischerweise; augenfällig; kennzeichnend; auffällig; markant; charakteristisch; auffallend * * * ty|pisch [ ty:pɪʃ] <Adj.>: a) einen bestimmten Typ verkörpernd, dessen charakteristische Merkmale in ausgeprägter Form aufweisend: eine… … Universal-Lexikon
typisch — ty·pisch Adj; typisch (für jemanden / etwas) so, wie man es von jemandem / etwas erwartet ≈ charakteristisch, bezeichnend <ein Beispiel, ein Verhalten>: Er ist ein typischer Lehrer; Typisch Monika, sie kommt mal wieder zu spät!; Nadelbäume… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
typisch — a) ausgesprochen, echt, klassisch, richtig, wahr. b) bezeichnend, charakteristisch, eigen, eigentümlich, kennzeichnend, spezifisch, unverkennbar, unverwechselbar; (bildungsspr.): repräsentativ, signifikant, symptomatisch. * * *… … Das Wörterbuch der Synonyme
typisch — Typ, auch: Typus »Urbild, Grundform, Muster; durch bestimmte gemeinsame Merkmale, die einer Gruppe von Individuen in vergleichbarer Weise eigentümlich sind, ausgeprägtes Persönlichkeits oder Erscheinungsbild; Gattung, Bauart, Modell«: Das seit… … Das Herkunftswörterbuch