-
1 defiance
n. tegenspraak, ongehoorzaamheid[ diffajjəns]1 trotsering ⇒ tarting, uitdagende houding2 openlijk(e) ongehoorzaamheid/verzet ⇒ opstandigheid♦voorbeelden:1 bid defiance to • trotseren, uitdagenin defiance of • in weerwil vanact in defiance of • zich niets aantrekken van
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский