-
1 consolatory
-
2 comforting
adj. troostend, steunend -
3 consoling
adj. troostend, troost gevend -
4 soothing
adj. kalmerend; (pijn)stillend; troostend; verzoenend--------n. kalmering; (pijn)stilling; troost; verzoening -
5 consolateur
consolateur [kõsollaatur],consolatrice [kõsollaatries]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 (ver)troostend ⇒ troostrijk, opbeurend♦voorbeelden: -
6 Trost
〈m.; Trost(e)s〉♦voorbeelden:1 ein leerer, schwacher Trost • een magere, schrale troostTrost bringend • troostendzu deinem Trost • om je te troostenzum Trost • als, bij wijze van troost¶ (wohl) nicht (ganz, recht) bei Trost(e) sein • niet goed wijs, snik zijn -
7 Trost bringend
-
8 trostreich
trostreich1 troostrijk ⇒ troostvol, troostend -
9 tröstlich
tröstlich
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский