-
1 Trojan Horse
-
2 троянский
-
3 Trojan
adj. Trojaan (uit Troje); moedig--------n. Trojaan, inwoner van Troja; dapperTrojan1[ troodzjən] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 Trojaan♦voorbeelden:————————Trojan21 Trojaans♦voorbeelden: -
4 wooden horse
-
5 wooden
adj. van hout, houten; houterig; zonder uitdrukking, koud; dom[ woedn] 〈 woodenness〉1 houten2 houterig ⇒ stijf, harkerig♦voorbeelden:wooden shoe • klomp -
6 cheval
cheval [sĵəvaal],chevaux [sĵəvoo]〈m.〉1 paard2 (het) paardrijden ⇒ ruitersport, paardensport♦voorbeelden:cheval de bât, de charge, de somme • lastpaardcheval de course • renpaardcheval de selle • rijpaardcheval de trait • trekpaardcheval blanc • schimmelcheval marin • zeepaardjecheval pur sang • volbloed(paard)changer un cheval borgne contre un aveugle • van de regen in de drop komentirer qn. à quatre chevaux • iemand vierendelenà cheval • te paardêtre à cheval sur les principes • streng aan zijn beginselen vasthoudenêtre à cheval sur deux périodes • zich gedeeltelijk over twee periodes uitstrekkenmonter à cheval • paardrijdenmonter sur un cheval • een paard bestijgenmonter sur ses grands chevaux • op zijn achterste benen gaan staancheval de Troie • paard van Troje, Trojaans paardc'est un (vieux) cheval de retour • het is een oude bekende van de politiem1) paard2) paardenvlees -
7 cheval de Troie
cheval de Troiepaard van Troje, Trojaans paard -
8 troyen
troyen [trwaajẽ],troyenne [trwaajen]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 Trojaans ⇒ van, uit Troje♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский