-
1 migrateur
migrateur [miegraatur],migratrice [miegraatries]1 trek- ⇒ trekkend, migrerend♦voorbeelden:= migratrice; adjtrekkend, migrerend -
2 migrant
migrant [miegrã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:un(e) migrant(e) • migrant(e)m (f - migrante)migrant/-e -
3 migratoire
migratoire [miegraatwaar]adjmigratorisch, trekkend -
4 ostentatoire
ostentatoire [ostãtaatwaar]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉adjostentatief, (opzettelijk) de aandacht trekkend -
5 couru
couru [koeruu]♦voorbeelden: -
6 discursif
discursif [dieskuursief]2 redenerend ⇒ gevolg trekkend, beredeneerd -
7 filant
-
8 grimacier
grimacier [griemaasjee],grimacière [griemaasjer]
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский