-
1 driving part
trekkend part -
2 leading part
trekkend part -
3 pulling part
trekkend part -
4 in full cry
luid hals gevend (v.e. troep jachthonden); fel van leer trekkend -
5 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
6 itinerant
adj. rondreizend, rondtrekkend (via vaste route); werkt en reist afwisselend--------n. rondreizende, rondtrekkende, ambulante[ ajtinnərənt]♦voorbeelden: -
7 migratory
adj. verhuizend, trekkend, zwervend, vertrekkend[ majgrətrie]1 migrerend ⇒ zwervend, nomadisch♦voorbeelden:migratory kidney • wandelende nier -
8 peregrine
adj. (rond) trekkend, reizend, zwervend--------n. reiziger, trekker, pelgrim; slechtvalk (dierkunde) -
9 peripatetic
adj. peripatetisch; rondreizend; zwervend--------n. zwerver[ perrippətettik] 〈 peripatetically〉1 rondreizend ⇒ rondzwervend/trekkend♦voorbeelden: -
10 wayfaring
-
11 consilient
adj. gemeenschappelijke gevolgtrekkingen trekkend uit verschillende vooronderstellingen -
12 emphatical
adj. speciale aandacht trekkend; indrukwekkend; ontzagwekkend; benadrukt (bv. "an emphatical word") -
13 engrossment
n. de volle aandacht trekkend -
14 indraft
n. naar binnen kerend, naar binnen trekkend -
15 migrational
adj. verhuizend, vertrekkend, trekkend, zwervend -
16 sourly
adv. zuurkijkend, zuur gezicht trekkend -
17 tractive
adj. trekkend; trek- -
18 twitchingly
adv. rukkend, trekkend -
19 unplug
v. de stekker uit het stopcontact trekkend -
20 vesication
n. Blaar trekkend
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский