-
1 terugvallen
1 [opnieuw vervallen tot; weer vallen naar de oorspronkelijke plaats] retomber2 [+ op][een beroep doen op] se raccrocher (à)♦voorbeelden:die schande zal op uzelf terugvallen • la honte retombera sur vous-même(s)terugvallen op een uitkering • devoir se contenter d'une allocation
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский