-
1 kiespijn
♦voorbeelden:lachen als een boer met kiespijn • laugh sourlyik kan hem missen als kiespijn • I need him like I need a hole in the head -
2 kiespijn
n. toothache, pain in the teeth -
3 tandpijn
n. toothache, odontalgia -
4 aanval
♦voorbeelden:1 een aanval ondernemen/afslaan • make/beat off an attacktot de aanval overgaan • go onto the offensivein de aanval zijn/gaan • be on/go onto the offensivede aanval is de beste verdediging • attack is the best form of defenceeen aanval van koorts/kiespijn/woede • an attack of fever, a toothache, a fit of angerin een plotselinge aanval van woede • in a sudden burst of anger -
5 akelig van de kiespijn
akelig van de kiespijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > akelig van de kiespijn
-
6 akelig
3 [onaangenaam in de omgang] unpleasant, nasty♦voorbeelden:1 een akelig gezicht/beeld • a nasty sight/pictureeen akelig lachje • a grim smileeen akelig verhaal • a ghastly storyeen akelig voorgevoel • a grim premonitionakelig weer • nasty weatherakelig van de kiespijn • sick with toothacheII 〈 bijwoord〉1 [in hoge mate] fantastically, amazingly♦voorbeelden: -
7 een aanval van koorts/kiespijn/woede
een aanval van koorts/kiespijn/woedean attack of fever, a toothache, a fit of angerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een aanval van koorts/kiespijn/woede
-
8 ik ben mijn kiespijn kwijt
ik ben mijn kiespijn kwijtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik ben mijn kiespijn kwijt
-
9 kiespijn hebben
kiespijn hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kiespijn hebben
-
10 kwijt
1 [vrij van] rid (of)2 [met betrekking tot het wegschenken/verkopen] rid (of)3 [beroofd van] deprived (of)4 [verloren hebbend] lost♦voorbeelden:hij is al die zorgen kwijt • he is rid of all those troublesdie zijn we gelukkig kwijt • we are well rid of him, good riddance to him2 ik kan niets aan je kwijt? • aren't you going to have anything?wel kwijt willen • be willing to say/admithij zei niet meer dan hij kwijt wou • he didn't say any more than he wanted tode weg kwijt zijn • be lost, have lost one's wayje zou een hoop geld kwijt zijn aan onkosten • you would have to pay a lot for repairsje kunt heel wat kwijt in deze kist • this chest will store a lot of things -
11 mijn kiespijn is verdwenen
mijn kiespijn is verdwenenmy toothache has worn off/disappearedVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > mijn kiespijn is verdwenen
-
12 verdwijnen
♦voorbeelden:1 een verdwenen boek • a missing/lost bookmijn kiespijn is verdwenen • my toothache has worn off/disappearedgeleidelijk verdwijnen • fade out/away, melt awayspoorloos verdwijnen • go/vanish without (leaving) a trace, disappear/vanish/melt into thin airstilletjes verdwijnen • sneak/steal awayverdwijn! • get out of my sight!, buzz off!, get lost!
См. также в других словарях:
Toothache — Classification and external resources ICD 10 K08.8 ICD 9 525.9 … Wikipedia
Toothache — Tooth ache , n. (Med.) Pain in a tooth or in the teeth; odontalgia. [1913 Webster] {Toothache grass} (Bot.), a kind of grass ({Ctenium Americanum}) having a very pungent taste. {Toothache tree}. (Bot.) (a) The prickly ash. (b) A shrub of the… … The Collaborative International Dictionary of English
toothache — (n.) late 14c., from TOOTH (Cf. tooth) + ACHE (Cf. ache) (n.) … Etymology dictionary
toothache — ► NOUN ▪ pain in a tooth or teeth … English terms dictionary
toothache — [to͞oth′āk΄] n. pain in or near a tooth … English World dictionary
toothache — n. to get, have a toothache (AE)/get, have (a) toothache (BE) * * * [ tuːθeɪk] have a toothache (AE) /get have (a) toothache (BE) to get … Combinatory dictionary
toothache — tooth|ache [ˈtu:θ eık] n [U and C] a pain in a tooth ▪ I ve got toothache . ▪ I had terrible toothache all last night … Dictionary of contemporary English
toothache — tooth|ache [ tuθ,eık ] noun singular or uncount a pain in one or more of your teeth: He s got a really bad toothache … Usage of the words and phrases in modern English
toothache — [[t]tu͟ːθeɪk[/t]] N UNCOUNT Toothache is pain in one of your teeth … English dictionary
toothache — UK [ˈtuːθeɪk] / US [ˈtuθˌeɪk] noun [singular/uncountable] a pain in one or more of your teeth He s got really bad toothache … English dictionary
toothache — The following *charm was collected by M. A. Denham in the north of England in the 1840s (Denham, 1895: 9 10): Peter was sitting on a marble stone And Jesus passed by Peter said, My Lord! My God! How my tooth doth ache! Jesus… … A Dictionary of English folklore