-
21 überwachen
-
22 control
n. controle; beheer; stuurinrichting; beheersing--------v. controleren; beheersen; beheren; onderzoeken; regelencontrol1[ kəntrool]1 〈 voornamelijk meervoud〉bedienings/controlepaneel ⇒ regeleenheid, besturingstoestel2 〈 voornamelijk meervoud〉controlemiddel/maatregel ⇒ beheersings/regelingsmechanisme1 beheersing ⇒ controle, zeggenschap2 bestuur ⇒ op/toezicht, leiding♦voorbeelden:keep under control • bedwingen, in toom houdentake control of/over • de macht/leiding in handen nemen overbeyond control • onhandelbaarin control of the situation • de situatie meester/de baasget/go out of control • uit de hand lopenhave no control over/of a class • geen orde kunnen houden in een klas2 be in control • de leiding hebben, het voor het zeggen hebbencontrol over an organization • leiding over een organisatie————————control2〈werkwoord; controlled〉1 controleren ⇒ leiden, toezicht uitoefenen op; beheren3 in toom/bedwang houden ⇒ beheersen, onder controle houden4 nakijken ⇒ controleren, nalopen/zien/trekken♦voorbeelden: -
23 closed circuit
omsloten gebied (een electrisch bewakingstoestel waarmee men toezicht op de plaats kan houden,een gesloten circuit) -
24 inspection
-
25 inspection
inspection [ẽspeksjõ]〈v.〉1 inspectie ⇒ nauwkeurig onderzoek, toezicht♦voorbeelden:passer une inspection • inspecteren, inspectie houdenf1) inspectie, nauwkeurig onderzoek -
26 Aufsichtspflicht
Страницы
- 1
- 2