-
1 tingle
n. tinteling--------v. opgewonden zijntingle1[ tinggl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tingle2 -
2 scintillation
-
3 ciguatera
n. voedselvergiftiging bij mensen veroorzaakt door eten van aanwezigheid van zeevruchten die vervuild zijn met ciguatoxine (met symptomen als tinteling rond de lippen, gevoel van misselijkheid, braken, zwakte en verdoofdheid -
4 lambency
n. glinstering, tinteling; vlammenspeling -
5 tingling
adj. een tinteling veroorzakend; prikkelend--------n. tingeling, lichte prikkelende sensatie; prikkelende soort van tintelingen (Geneeskunde); gevoel van speldenprikken veroorzaakt door koude of door prikkeling van een zenuw (Geneeskunde) -
6 tingly
adj. betr. een tinteling -
7 pétillement
pétillement [peetiejmã]〈m.〉1 gebruis2 fonkeling ⇒ schittering, tintelingm1) gebruis2) schittering -
8 onglée
onglée [õglee]〈v.〉♦voorbeelden: -
9 Kitzel
Kitzel〈m.; Kitzels, Kitzel〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский